Skip to main content

Adviezen voor gezinsleden van iemand met een dwangstoornis

Fred Penzel, psycholoog en psychotherapeut met 25 jaar ervaring op het gebied van dwangstoornissen, was een belangrijke spreker op een congres in Manchester waar ik bij aanwezig was. Het ging niet alleen over mensen die aan een dwangstoornis lijden, maar ook over het samenleven met iemand die last heeft van dwang. Zijn adviezen aan verwanten zijn alleszins de moeite waard om hier te vermelden.

Bestrijd de dwang, niet elkaar

Fred Penzel adviseert om gezamenlijk de strijd aan te binden tegen de dwangstoornis, want ruzies en conflicten liggen continu op de loer. Een kwetsende opmerking als “mijn leven zou fantastisch zijn zonder jouw dwangstoornis” spreekt boekdelen. Hoe moeilijk ook: ga niet in gevecht met elkaar, maar bestrijd de dwangstoornis zelf.

Het is voor medegezinsleden belangrijk om zich in het ziektebeeld van de dwangstoornis te verdiepen, zodat de vreemde gedragingen beter begrepen worden. Verzamel informatie over de ziekte en geef deze ook aan het zieke gezinslid, zonder hem te dwingen erin te kijken. Daarnaast is het belangrijk om te accepteren dat de dwangstoornis er nu eenmaal is. Dan kan de weg naar het zoeken van hulp en herstel worden ingeslagen.

Geef niet toe

Probeer de persoon achter het rookgordijn van symptomen te blijven zien. Hoe moeilijk ook: bekritiseer het zieke gezinslid niet om zijn dwang, maar wees positief over hem en over de kans op herstel. Moedig kleine stapjes vooruit aan en accepteer tegenslagen.

Doe niet mee aan de dwanghandelingen en geef niet toe aan de obsessies. Functioneer ook niet als een stand-in voor de persoon met dwang. Op den duur zal de persoon met de dwangstoornis minder behoefte hebben om eeuwig een beroep op de ander te doen. Zeker als hij zich ook meer heeft verdiept in zijn ziektebeeld en beseft dat de weigering van de ander om toe te geven aan de grillen van de dwang juist leidt tot herstel. Hij moet zich gaan realiseren dat het medegezinslid door het ‘niet helpen’ juist helpt. Er is dan ook geen enkele reden dat iemand zich schuldig zou moeten voelen bij ‘niet mee-dwangen’.

Therapie loont

Probeer de persoon met dwang niet te veranderen of te dwingen hulp te zoeken. Therapie loont, maar soms is iemand nog niet aan behandeling toe of verzet hij zich ertegen. Dat kan om uiteenlopende redenen zijn.

Iemand kan ontkennen een dwangstoornis te hebben, de ernst ervan niet inzien, of niet meer geloven dat hij beter kan worden. Ook kan er angst spelen dat een behandeling de zaak alleen maar erger maakt. Iemand kan bijvoorbeeld zo bang zijn dat hij zijn ziekelijke gedachten ooit zal uitvoeren, dat hij behandeling van de dwangstoornis weigert uit angst dat hij dan juist de dwanggedachten zal uitvoeren. Soms komt het voor dat iemand met dwang bepaalde voordelen haalt uit het ziek zijn (‘ziektewinst’), of dat hij de situatie zo oneerlijk vindt dat hij geen moeite meer wil doen om beter te worden. Ook komt mogelijk de angst om de hoek kijken dat hij als hij eenmaal hersteld is de verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt niet aan zal kunnen. Maar de wil om te herstellen kan ook ontbreken omdat er sprake is van een ernstige depressie of veel stress.

Straf iemand niet met boosheid, stilte of afwijzing om de dwang of bij weigering hulp te zoeken. Bied aan te ondersteunen bij therapie als en wanneer iemand dat wil. En boven al: concentreer je op je eigen leven en op je eigen doelen in het leven. Ondersteuning is goed, maar niet ten koste van jezelf.