Skip to main content

Archieven: Deskundigen

Ben ik niet tóch homo?

Mijn eerdere blog ‘Ben ik geen homo?’ over H-OCD (homoseksuele obsessieve compulsieve stoornis) leidde tot veel telefoontjes en mails van mensen die zich erin herkenden. Vaak hadden ze deze gevoelens al jaren zonder ooit te weten wat het was.

Een vrouw schreef: “47 jaar geleden, ik ben nu 69, werd ik op een dag wakker met de vraag, out of the blue: “Zou ik misschien lesbisch zijn?” Geen idee waar die gedachte vandaan kwam maar het verontrustte mij zeer. Ik had een geweldige relatie, stond op het punt om te gaan trouwen. Inmiddels ben ik 46 jaar getrouwd, heb kinderen en kleinkinderen. De gedachte aan mijn eventuele homoseksuele geaardheid heeft mij echter nooit helemaal los gelaten en werd bij tijd en wijle obsessief.” Haar hele verhaal kunt u hier lezen.

Weten helpt

Door die vele reacties ben ik ervan overtuigd geraakt, dat er veel meer mensen zijn met deze gevoelens, die niet weten wat er aan de hand is.
Onzekerheid kan kwellend zijn. Weten dat het H-OCD is, neemt dat niet weg maar helpt wel, schreef de mevrouw ook nog. Ik wil er daarom graag nog een keer nader op ingaan.

De titel die ik gebruikte bij de vorige blog heb ik aangescherpt. Ben ik niet toch homo? Het gaat immers niet om de vraag, die iemand kan hebben als hij voor het eerst homoseksuele gevoelens in zichzelf ontwaart. Nee, het gaat om de eindeloze twijfel, vele jaren lang, soms uren per dag!

Gevoelswaan

Ongerust blijven – ook al is daarvoor geen echte reden – is kenmerkend voor de dwangstoornis. Dwang is als vals alarm. Er is feitelijk (vrijwel) niks aan de hand maar het voelt anders. “Het voelt zo echt”, schrijft een vrouw van 34, terwijl ze nooit lesbische verlangens van betekenis heeft gehad.
Ik noem dwang een gevoelswaan. Iemand weet verstandelijk – met zijn hoofd – dat er geen reden is voor zijn onrust, maar hij beleeft het toch anders, weet het niet met zijn hart.

Ik zei opzettelijk: geen lesbische gevoelens van betekenis. Anders denken mensen meteen: o jee, ik heb wel eens homoseksuele verlangens of fantasieën (gehad) dus dan zal ik toch wel homo zijn.
Maar zelfs als dergelijke gevoelens er helemaal niet zijn dan nog stelt dat niet gerust. “Ik ben ervan overtuigd dat ik homo ben”, schrijft een jongen van 25, “ook al heb ik geen enkele homoseksuele gevoelens of ervaring. Ik ben bang dat ik het allemaal verdring.”

Ramp

Een tweede kenmerk is dat de gevolgen van eventuele homoseksualiteit als dramatisch worden beleefd. “Ik weet wel, dat het geen drama is om homoseksueel te zijn, maar toch voelt het als een enorme dreiging.”
Ook dat is typisch voor dwang. Datgene waarover je onzeker bent wordt beleefd als een mogelijke ramp.

In de blog ‘Mentale hersenscan’ beschreef ik een persoonlijk voorbeeld hoe ik het missen van een onbelangrijk papiertje beleef als essentieel. Alsof mijn leven ervan afhangt. Een patiënt zei eens tegen mij: “Ik schaam me er heel erg voor, maar ik wil dan wel dood”. “Liever dood dan vies”, riep een jonge jongen met smetvrees.

Bij h-OCD kan het voelen alsof je op een onontplofte bom leeft, die elk moment kan exploderen. Homoseksualiteit is geen ramp, obsessief twijfelen is dat wel. Dat is kwellend, martelend soms. Mensen kunnen er wanhopig van worden. “Mijn leven is de laatste maanden veranderd in een persoonlijke hel”, schrijft iemand.

Mee twijfelen

Als je als behandelaar te maken hebt met iemand met h-OCD, krijg je erg de neiging gerust te stellen. Dat mag ook wel een beetje, maar voor je het weet ben je ook bezig te zoeken naar 100% zekerheid, of ga je mee twijfelen. O jee, hoe weet ik nu 100% zeker dat hij geen homo is. “Als een vraag begint met ‘o jee’ is het vaak OCDee”, zeg ik wel om mensen te helpen hun obsessies te herkennen.

100% zeker kun je niet zijn, maar waarschijnlijk is het niet en daar moet je je handelen op baseren. Een jongen die mij diverse keren radeloos mailde en belde heb ik op een gegeven moment gezegd: “Als je al homo bent dan ben je een homo van niks, want je hebt geen homoseksuele gevoelens van betekenis kunnen ontdekken, ook al zoek je al tien jaar. Of je homo bent kan ik niet met 100% zekerheid uitsluiten, maar je hebt in elk geval OCD.”
“Weet u dat zeker?”, vroeg hij.

Menno Oosterhoff

Bang en drang

“Hoe vaak moet je dan het toilet doortrekken?” vroeg ik haar. Een levendige jonge vrouw, midden twintig, die ik voor het eerst sprak over haar dwanghandelingen. “Hangt ervan af”, zei ze. “Soms drie keer en soms wel twintig keer. Net zolang tot het een keer precies goed is.”
“Want als het niet goed is dan…” vroeg ik.
“Dan voelt het niet goed. Ik weet ook wel dat het nergens op slaat, maar toch moet ik het net zolang doen tot het een keer goed is.”
“Heb je gedachten over een ongeluk of een ramp, die anders zou kunnen gebeuren?”
“Nou,” zei ze, “op een gegeven moment ben ik dat er maar bij gaan denken. Dat er anders een ramp zou gebeuren, want anders doe je het allemaal voor niks.”

Geen angst

Zij was één van de eerste patiënten met een dwangstoornis die ik ontmoette, waar ik maar moeilijk kon inzien welke angst door de dwanghandeling moest worden bezworen. Want een dwangstoornis was immers een angststoornis. Een obsessie is een beleving die angst oproept en die door de dwanghandeling moet worden weggenomen. Zo had ik het geleerd en zo wordt het nog steeds heel vaak beschreven.

Dat kan zeker zo zijn, maar dat hoeft beslist niet.
Neem bijvoorbeeld die eeneiige tweeling, beiden met het syndroom van Gilles de la Tourette en met een dwangstoornis. Als vader één van hen had aangeraakt, wilden ze dat hij de ander ook aanraakte op dezelfde plek maar dan in spiegelbeeld. Anders werden ze prikkelbaar. Angstig? Nee, dat niet. Het voelde gewoon naar.
Of de jongeman, die met zijn vriendin kranten bezorgde. Als zij rechtsaf een pad insloeg naar een huis en ze draaide rechtsom, nadat ze de krant in de brievenbus gedaan had om terug te lopen, dan moest ze van hem één keer linksom om haar as draaien. Anders voelde het voor hem alsof ze ten opzichte van de aarde een volle slag gedraaid zat. Dat voelde niet in orde. Bang voor nare gevolgen? Nee, dat zeker niet.

Of de jongen die zich voor de deur van mijn spreekkamer omkeerde, terug liep naar de wachtkamer, weer terug kwam en pas toen naar binnen kwam. “Waarom deed je dat nou?” vroeg ik en ik kreeg weer dat antwoord wat ik al vaak gehoord had: “Ja, het voelde niet goed.”

Het moet in orde

Zo zijn er veel dwanghandelingen waarbij de onderliggende onrust niet angstig is, maar onbestemd. Moeten tellen zonder reden, dingen symmetrisch moeten doen, dingen recht moeten zetten, dingen opnieuw moeten doen en bepaalde vormen van perfectionisme.

Waar het om gaat, is dat dingen in orde moeten zijn zonder dat dat direct als doel heeft om een ramp af te wenden. Not Just Right Feelings wordt het ook wel genoemd en ook wel Not Just Right Experiences.
Allemaal dwangproblematiek waarbij de obsessieve onrust niet een dreiging is, maar een gevoel van ‘niet in orde’ zijn. Niet compleet, niet heel, niet perfect.
Ik pleit beslist niet voor een strikte tweedeling, maar voor twee polen. Bij de ene pool staat de angstige beleving voorop, bij de andere de impuls iets in orde te maken. Dwang wordt te vaak bezien vanuit de angst-pool. Voor sommige dwangproblematiek is dat zonder meer geschikt, maar niet voor alle. Ik pleit voor meer aandacht voor de andere pool, de impuls-pool.

Angst-dwang (bang-dwang)

Dit is de traditioneel bekende dwang waarbij de angst op de voorgrond staat. Een ont-stellend gevoel van dreiging. Over rampzalige dingen die je zou kunnen doen, die door jouw schuld gebeuren of die je kunnen overkomen. “O jee, er dreigt een ramp.”
De dwanghandelingen zijn een manier om te her-stellen. Gericht op het voorkomen van de ramp, tegen de onrust in. De dwanghandeling is een logische, hoewel overtrokken reactie op de obsessieve angst.
Als voorbeeld een obsessieve angst om besmet te raken met dodelijk radioactief materiaal. De dwanghandelingen bestaan uit het controleren of er geen radioactief materiaal is, het vermijden van plaatsen waar het mogelijk zou kunnen zijn en het verwijderen van mogelijke besmetting ermee.

Impuls-dwang (drang-dwang)

Dit is dwang waar vaak nog te weinig aandacht voor is, waarbij de drang iets in orde te maken op de voorgrond staat. De obsessieve onrust die eraan ten grondslag ligt, is onbestemd. “Ik moet dat doen want anders voelt het niet goed.” De onrust is moeilijk te verwoorden en bestaat meer uit gevoelens van ongemak dan uit beangstigende gedachten. Het presenteert zich meer als een impuls om iets ‘heel’, ‘in orde’ of ‘kloppend’ te maken. Het bewaken van de integriteit. De dwanghandeling ligt in het verlengde hiervan.

Als er sprake is van een mogelijke ramp dan is dat vaak secundair. “Ik moet dat doen, want anders gebeurt er iets ergs.” Dus niet “o jee” maar meer “want anders”. Vaak is onduidelijk welke ramp gevreesd wordt en is het verband tussen de te voorkomen ramp en de handeling niet logisch maar magisch.

Als voorbeeld de drang om dingen symmetrisch te doen. Niet toegeven daaraan geeft een naar gevoel, niet zozeer angstig. Er kan een bijgelovig gevoel bij komen dat het nodig is dingen symmetrisch te doen, want anders zou er een ramp kunnen gebeuren.

Dranghandelingen

De dwanghandelingen in het kader van de impuls-dwang worden ook wel dranghandelingen genoemd of impulsies. Deze termen worden echter ook wel gebruikt voor impulscontrolestoornissen zoals haartjes uit moeten trekken en aan ongerechtigheden van de huid moeten krabben en pulken. De termen worden buiten Nederland niet gebruikt en ik spreek dan ook liever in alle gevallen van dwanghandelingen.

Waarom onderscheid?

Waarom dan toch een onderscheid? Omdat de verschijnselen beter te begrijpen zijn als je er niet van uit gaat dat het perse aan angststoornis is.
De overgang naar de (samengestelde) tic is zo ook beter te begrijpen. Een tic presenteert zich immers nog meer als een impuls, met nog veel minder cognities en met soms nauwelijks beleefde, bewuste obsessieve onrust.
Ook de samenhang met de aan dwangstoornis verwante verschijnselen zoals de bodydysmorfe stoornis, de haaruittrekstoornis, de huidpulkstoornis is wellicht beter te snappen, als er meer aandacht is voor de dwang waarbij de impuls meer voorop staat. Misschien heeft dat ook consequenties voor de behandeling.

Twee heel voorzichtige veronderstellingen:
Bij angst-dwang is cognitieve therapie beter mogelijk dan bij impuls-dwang.
Bij impuls–dwang moet je meer richten op responspreventie dan op exposure, omdat exposure de impuls juist kan versterken in plaats van dat de obsessieve onrust uitdooft.
Om impulsen te verzwakken, moet je er geen aandacht aan besteden. Om angstige onrust te verzwakken, moet je je er juist aan blootstellen.

Er is nog veel onduidelijkheid over de vraag of de dwangstoornis een stoornis is in het denken, in het voelen of in het willen. Misschien helpt het, als we beginnen de verschillende types dwang beter te onderscheiden.

Menno Oosterhoff

Just Right OCD Symptomen

Wat is Just Right OCD?

Just Right obsessies zijn gedachten en/of gevoelens dat iets niet écht goed is of dat iets incompleet of onvolledig is. Een voorbeeld van een Just Right obsessie zou kunnen zijn dat iemand het gevoel heeft dat zijn handen niet écht schoon worden tijdens het wassen. Een voorbeeld van een Just Right compulsie is als iemand zijn handen wast totdat het gevoel van onvolledigheid weg gaat.

Gemiddeld ervaren degenen met Just Right symptomen meer problemen in hun dagelijks leven dan degenen met de meer klassieke OCD symptomen.

Degenen met Just Right symptomen hebben meer kans om andere, comorbide klachten te hebben zoals ticstoornissen of dermatillomanie (o.a. aan wondjes krabben) die de behandeling kunnen bemoeilijken.

Waarin is Just Right OCD anders dan de meer klassieke OCD?

Just Right OCD symptomen geven meer een gevoel van onvolledigheid dan de noodzaak om gevaar te voorkomen zoals meer gezien wordt bij de klassieke OCD symptomen. Just Right symptomen worden meer ervaren als ongemak of spanning dan als angst.

Waarin is Just Right OCD hetzelfde als andere vormen van OCD?

Bij zowel Just Right en andere vormen van OCD ontstaat een overweldigend gevoel van twijfel dat tot compulsies leidt.
Zowel mensen met Just Right en diegene met andere vormen van OCD weten dat hun gedachten niet helemaal kloppen, maar kunnen het zeurende gevoel dat ze het misschien toch mis hebben niet van zich afschudden.

Bij zowel Just Right als andere vormen van OCD leidt het uitvoeren van de compulsie tot het verminderen van de onrust* waardoor de kans groter wordt dat iemand een volgende keer dat het gevoel ontstaat weer verlichting zoekt middels die compulsie.

* In het originele artikel staat hier “angst”. Omdat we dat onlogisch vinden, hebben we met de auteurs contact opgenomen. Lees meer over dit belangrijke verschil in het blog Bang en drang.

Hoe kun je het verschil zien tussen Just Right OCD, opstandig gedrag en ticstoornissen?

Bij kinderen kan het moeilijk zijn om het verschil te zien tussen Just Right OCD symptomen en oppositioneel (opstandig) gedrag. Als een kind met OCD bijvoorbeeld een woedeaanval heeft omdat een klasgenoot in háár stoel zat, kan dit komen vanuit het overweldigende gevoel dat iets ‘niet klopt’. Deze beredenering wordt vaak niet herkend door anderen. De nog beperkte communicatiemogelijkheden van kinderen kan bijdragen aan deze verwarring.

Omdat een gevoel van ‘drang’ in Just Right OCD en tics hetzelfde voelen, kan het ook moeilijk zijn om ze van elkaar te onderscheiden. Terwijl Just Right obsessies minder duidelijk zijn dan andere OCD subtypes, lijkt de drang meer gebaseerd te zijn op gedachten dan bij tics. In andere woorden, iemand met Just Right symptomen kan zeggen dat iets niet goed voelt en daardoor bepaalde rituelen uitvoert om van dit gevoel af te komen, terwijl iemand met tics minder controle heeft over zijn gedrag.

Hoe worden Just Right symptomen getriggerd?

De lijst van mogelijke triggers zou oneindig zijn. Maar de veelvoorkomende triggers zijn in te delen in de volgende algemene categorieën:

  • Zicht
    • Voorbeeld: iemand voelt dat zijn kam niet helemaal op de goede plek van het dressoir ligt en kan beginnen aan een herhaling van de kam oppakken en neerleggen, totdat het gevoel van onvolledigheid weg is.
  • Geluid
    • Voorbeeld: iemand die piano speelt, heeft het gevoel dat een bepaalde noot vals is en moet het opnieuw en opnieuw spelen totdat het precies goed klinkt, ook al is de noot daardoor op geen enkele manier beter gestemd.
  • Tast
  • Voorbeeld: na het aanraken van een tafel, heeft iemand plotseling het gevoel dat hij het nogmaals moet aanraken, en opnieuw totdat het gevoel van spanning/onrust voorbij is.
  • Expressie
    • Voorbeeld: iemand moet zichzelf precies uiten in geschreven of gesproken taal, ook in gedachten, om precies de bewoording te vinden, die goed voelt.

Hoeveel hinder geven Just Right symptomen in het dagelijks leven?

Hoe groot de impact is op iemands leven, kan per persoon verschillen. Hieronder staan algemene levensgebieden waarin Just Right OCD voor problemen kan zorgen:

Dagelijks Leven

Mensen met een hele specifieke trigger, kunnen een minimale hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Echter, mensen met een ernstigere Just Right OCD kunnen vast komen te zitten op elk moment van de dag. Van de wekker ’s morgens afzetten (“Ik heb hem niet echt goed uitgezet, ik moet het steeds opnieuw doen”), opstaan uit bed (”Dat voelde verkeerd. Dat moet ik nog een keer opnieuw doen”) tot de deur uitlopen en dingen oppakken etc.

Werk

Vooral weer de mensen met een ernstige Just Right OCD kunnen vast komen te zitten in activiteiten zoals berichten schrijven (het opnieuw moeten verwoorden of herschrijven als brieven niet ‘kloppen’), organiseren (onmogelijk om te beginnen omdat de benodigdheden niet helemaal op de goede plaats lagen) etc. De productiviteit en de aandacht kan ernstig beïnvloed worden (iemand is bijvoorbeeld meer gefocust op de geluidskwaliteit van een stem of het ritme van de uitgesproken woorden dan op de inhoud van de presentatie).

Sociaal leven

In de ernstigere gevallen kunnen de compulsies die nodig zijn voor een gevoel van volledigheid, zoveel tijd kosten dat er weinig overblijft voor sociale contacten. Ook bemoeilijken de eigenaardigheid van iemands compulsies, zoals het herhaaldelijk oppakken van voorwerpen en weer terugleggen, het onderhouden van vriendschappen. Of zoals bij werk kan ook in het sociale leven de gebrekkige verdeelde aandacht een grote impact hebben.

Wat wordt geassocieerd met Just Right symptomen?

Meer dan 50% van de mensen met OCD ervaren ook Just Right obsessies of compulsies. De mensen met Just Right OCD symptomen hebben meer kans op:

  • Perfectionisme (bezorgdheid over fouten)
  • Telrituelen
  • ‘Obsessieve traagheid’ (verlies van tijdsbesef door obsessieve lussen/ loops)
  • Repetitief gedrag
  • Behoefte aan controle en voorspelbaarheid
  • Controle gedrag
  • Ordenen/symmetrisch maken/gelijkmatig maken
  • Uitstellen (van taken)
  • Het gevoel dat de geest niet rust (een mentale ‘plaat die blijft hangen’)
  • Moeite om taken te delegeren
  • Moeilijker beslissingen kunnen maken
  • Inflexibel
  • Zoeken naar geruststelling (notities vergelijken met anderen om te bepalen of hun gevoel dat iets niet klopt, wel klopt)

Behandeling van Just Right symptomen

Cognitieve gedragstherapie (CGT) kan helpen. In deze behandeling wordt gebruik gemaakt van exposure (blootstelling aan de angst) en responspreventie. Dit is de behandeling van eerste keus voor OCD. Ook medicatie zoals antidepressiva kunnen helpen, samen met CGT of voordat met CGT gestart wordt om het algehele angstniveau te verlagen.
Just Right symptomen kunnen een behandeling om twee redenen bemoeilijken:

  1. Het is vaak moeilijker om de obsessies van onvolledigheid aan te pakken omdat ze minder concreet zijn dan de handelingen die bedoeld zijn om gevaar te voorkomen of vermijden.
  2. Een complete responspreventie kan moeilijk zijn voor mensen met ernstige gegeneraliseerde Just Right symptomen. De klassieke OCD symptomen worden getriggerd door specifieke dingen, terwijl Just Right symptomen op elk moment van de dag kunnen ontstaan.

Authors
Jeannette Reid, M.S., Eric Storch, Ph.D., and Adam Lewin, Ph.D., University of South Florida OCD Program
Copyright © 2009 International OCD Foundation (IOCDF), PO Box 961029, Boston, MA 02196, 617.973.5801

Translated from
Just Right OCD Fact Sheet
This is an unofficial translation of an International OCD Foundation resource provided for your reference. If you find any mistakes or inaccuracies in this translation, please email us at info@iocdf.org and cc: to info@dwang.eu. Thank you.

We like to thank IOCDF for permission to publish this translation. We also like to thank our translators for their great work making this information available in Dutch.

Perinatale Obsessieve Compulsieve Stoornis (Perinatale OCD)

Over deze informatie

Deze informatie is bedoeld voor iedereen die meer wil weten over Perinatale Obsessieve-Compulsieve Stoornis oftewel Perinatale OCD.

Wij hopen dat deze informatie behulpzaam is voor:

  • Vrouwen die Perinatale OCD-klachten hebben.
  • Partners, familie en vrienden die meer over deze aandoening willen weten.

Hieronder vind je informatie over de volgende onderwerpen:

  • Wat is perinatale OCD?
  • Welke invloed heeft deze aandoening op de zwangerschapsperiode en de periode na de bevalling?
  • Hoe kun je jezelf helpen?
  • Wanneer moet je de hulp van je huisarts of een GGZ-specialist inschakelen?
  • Wat zijn de behandelmogelijkheden?
  • Zijn er nog andere manieren om hulp en ondersteuning te krijgen?

Wat is Perinatale OCD?

Obsessieve-Compulsieve Stoornis (OCD) is een relatief veel voorkomende psychische aandoening. Het kan zowel mannen als vrouwen overkomen en het kan in elke willekeurige levensfase optreden. We spreken specifiek van perinatale OCD als een vrouw OCD-symptomen ontwikkelt tijdens de zwangerschap of na de geboorte van haar kind (de perinatale periode).
Sommige vrouwen hebben al OCD voordat ze zwanger worden. Bij andere vrouwen is de zwangerschap of de bevalling een trigger waardoor de OCD zich manifesteert.

OCD heeft de volgende kenmerken:
1 Gedachten of beelden die telkens in je hoofd opkomen. Dit worden obsessies genoemd.
2 Stress en/of angst, vaak als resultaat van deze gedachten.
3 Terugkerende gedachten of daden die je telkens opnieuw uitvoert om deze stress of angst te lijf te gaan. Deze worden compulsies genoemd.

Hoe voelt het om Perinatale OCD te hebben?

Het krijgen van een baby brengt veel veranderingen met zich mee. Dit kan stressvol zijn. Veel zwangere vrouwen en jonge moeders vertonen gedrag dat men enigszins obsessief of compulsief zou kunnen noemen. Jonge moeders ervaren het hebben van een baby vaak als een enorme verantwoordelijkheid.

Dit is normaal. Het is normaal om je zorgen te maken over het welzijn van je baby en om het te willen beschermen. Tijdens je zwangerschap of na de geboorte van je kind, merk je misschien dat je voorzichtiger wordt en minder risico’s neemt. Mogelijk maak je je zorgen over dingen die jouw baby zou kunnen overkomen. Deze gevoelens van bezorgdheid zijn voor jou wellicht nieuw en vreemd, maar ze zijn in feite heel normaal. Bij de meeste vrouwen zijn dit soort gedachten geen aanleiding voor wezenlijke klachten.

Bij andere vrouwen vormen dit soort zorgen over hun pasgeboren baby de trigger voor het ontwikkelen van perinatale OCD-klachten, of verergeren ze reeds bestaande OCD-symptomen. Deze symptomen belemmeren het dagelijks functioneren en nemen vaak één uur per dag in beslag, maar vaak veel langer.

De belangrijkste symptomen van Perinatale OCD zijn:

Obsessies

Obsessies zijn ongewenste gedachten, beelden, drangen of twijfels. Deze obsessies treden regelmatig op en kunnen veel onrust en angst veroorzaken. Bekende voorbeelden zijn:

  • Intense angst dat iets is besmet door bacteriën of vuil. Vrouwen met Perinatale OCD maken zich vaak zorgen dat hun baby letsel oploopt door een of andere besmetting.
  • Een beeld in je hoofd, of een gedachte, dat je iemand letsel toebrengt. Je maakt je zorgen dat je per ongeluk of opzettelijk letsel toebrengt aan je baby, inclusief seksuele en gewelddadige gedachten. Het is evenwel bekend dat mensen met OCD niet gewelddadig worden en hun gewelddadige gedachten niet uitvoeren.
  • Je maakt je bijvoorbeeld zorgen over deuren of ramen die je misschien bent vergeten af te sluiten. Of dat je de drinkfles van je baby niet op de juiste wijze hebt gesteriliseerd.

Stress, angst en andere emoties

  • Je hebt gevoelens van stress, angst, schuld of walging. Het kan ook zijn dat je je depressief voelt.
  • Je voelt je beter als je je compulsieve handelingen kunt uitvoeren. Dit helpt echter slechts voor korte tijd.

Compulsies

Dit zijn handelingen die je uitvoert om je stress en/of angst te verminderen of om datgene waar je bang voor bent te voorkomen.

Enkele voorbeelden van compulsies zijn:

  • Rituelen – bijvoorbeeld vaak en uitvoerig wassen, schoonmaken of steriliseren. Deze handelingen kunnen zoveel tijd in beslag nemen dat ze andere dagelijkse activiteiten die je moet doen in de weg staan.
  • Controleren – bijvoorbeeld ’s nachts veelvuldig naar je baby gaan om er zeker van te zijn dat het nog ademt.
  • Bevestiging zoeken – anderen telkens vragen of alles in orde is, teneinde jezelf gerust te stellen.
  • Obsessieve gedachten corrigeren door middel van tellen, bidden of een specifiek woord telkens herhalen. Dit kan voelen als een manier om nare gebeurtenissen te voorkomen. Het kan ook een manier zijn om nare gedachten of beelden kwijt te raken.
  • Vermijden van situaties of activiteiten waar je bang voor bent. Dit is een bekend verschijnsel. Mensen met OCD vermijden vaak dingen die obsessies of compulsies zouden kunnen veroorzaken.
  • Als je Perinatale OCD hebt, kan het gebeuren dat je vermijdt om je baby te verschonen. Of dat je bijvoorbeeld alle messen in huis wegbergt. Het kan ook zijn dat je moeder- en babygroepen mijdt. Sommige vrouwen zorgen ervoor dat ze nooit alleen zijn met hun baby.

De obsessies en compulsies die bij Perinatale OCD horen, hebben vaak met de baby te maken. Maar ze kunnen ook op andere zaken gericht zijn.

Hoewel moeders met Perinatale OCD bang zijn om hun baby iets aan te doen, vormen ze geen risico voor hun kind. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat mensen met OCD die hun obsessieve gedachten niet in daden omzetten.
OCD kan echter wel problemen veroorzaken als je bijvoorbeeld situaties gaat vermijden of excessief veel schoonmaakproducten gaat gebruiken. In zeldzame gevallen krijgen mensen door bijkomende problemen, zoals een zware depressie, suïcidale neigingen of hebben ze moeite om een band met hun baby op te bouwen.

De ernst van Perinatale OCD varieert. Het kan een aantal ervaringen en verzorgende taken beïnvloeden. Voor het overgrote deel van vrouwen met OCD geldt echter dat ze, ondanks hun OCD klachten, goed voor hun baby en hun eventuele overige kinderen zorgen.

Bij andere vrouwen kan Perinatale OCD het dagelijks functioneren sterk belemmeren en een grote invloed hebben op hun leven en dat van hun familie.

Als dit bij jou het geval is, heb je mogelijk behoefte aan praktische hulp en ondersteuning. Perinatale OCD kan ook betekenen dat je aanzienlijk minder plezier beleeft aan je zwangerschap en moederschap.

Gelukkig is Perinatale OCD een behandelbare aandoening. Als je denkt dat je al OCD had voor je zwangerschap (en je hier niet voor wordt behandeld), is het raadzaam om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met je huisarts.

Perinatale OCD herkennen

Vrouwen met Perinatale OCD zijn zich er veelal van bewust dat hun symptomen onredelijk of extreem zijn. Bij acute stress of angst kun je je hier soms minder van bewust zijn. Sommige vrouwen maken zich zorgen dat hun symptomen betekenen dat ze geen goede moeders zijn of dat ze ‘gek aan het worden zijn’. Ook kan het zijn dat je je geneert of schaamt. Dit is absoluut niet terecht. Perinatale OCD is een aandoening en kan behandeld worden. Het is niet jouw fout!

Soms wordt Perinatale OCD niet goed begrepen, waardoor vrouwen niet de juiste diagnose krijgen. Het is belangrijk dat jouw huisarts of psychiater de symptomen van deze OCD-aandoening goed herkent. Zij kunnen Perinatale OCD onderscheiden van andere aandoeningen, zoals postnatale depressie of postpartum psychose. Het kan een enorme opluchting zijn als je de juiste diagnose krijgt. Als jouw aandoening een naam krijgt, betekent dit dat je niet de enige bent die deze aandoening heeft. Het betekent ook dat, als jouw Perinatale OCD eenmaal wordt onderkend, je de juiste behandeling krijgt.

Andere psychische gezondheidsproblemen voor en na de geboorte van je baby

Vrouwen kunnen tijdens hun zwangerschap en na hun de bevalling psychische problemen ervaren,  zoals dat in elke levensfase kan gebeuren.

Depressie en stress of angstgevoelens zijn de meest voorkomende psychische problemen tijdens de zwangerschap. Deze klachten treffen 10 à 15 op de 100 vrouwen.

Veel vrouwen ervaren lichte stemmingswisselingen na de geboorte van hun baby. Het is heel gewoon om in deze periode allerlei emoties te voelen. Meer dan de helft van jonge moeders met pasgeboren baby’s hebben de ‘Baby Blues’. Dat gevoel begint meestal 3 à 4 dagen na de bevalling. Je barst zomaar in tranen uit. Je voelt je geïrriteerd, dan weer ‘down’ of gestrest. Soms reageer je extreem op situaties. Meestal verdwijnen deze emoties wanneer je baby ongeveer 10 dagen oud is. Voor de ‘Baby Blues’ heb je geen behandeling nodig.

Postnatale depressie

Dit overkomt 10 à 15 op de 100 vrouwen die net een kind hebben gekregen. De symptomen van een postnatale depressie lijken op die van een gewone depressie, zoals een ‘down’-gevoel en diverse andere symptomen. Deze symptomen houden minstens twee weken aan. Vrouwen met een gewone depressie kunnen obsessieve gedachten ontwikkelen.

Perinatale OCD verschilt op een aantal essentiële punten van een postnatale depressie. Vrouwen met Perinatale OCD merken vaak dat wanneer hun OCD-klachten afnemen, hun depressieve gevoelens ook afnemen. Wel kan het voorkomen dat vrouwen met Perinatale OCD daarnaast een depressie hebben. Voor deze depressie is dan een gerichte behandeling nodig.

Postpartum psychose

Dit is de ernstigste psychische aandoening die een vrouw na de bevalling kan overkomen. Het treft ongeveer 1 op de 1000 vrouwen en openbaart zich binnen enkele dagen of weken na de bevalling. De psychose kan zich binnen enkele uren ontwikkelen en kan levensbedreigend zijn. Postpartum psychose vraagt dus dringend om behandeling.

Bij postpartum psychose kunnen allerlei symptomen optreden. Je kunt je erg goed voelen of juist erg slecht en je ervaart vaak snelle stemmingswisselingen. Vrouwen met postpartum psychose ontwikkelen vaak psychotische gedrag: ze geloven in dingen die niet waar zijn (waandenkbeelden) of ze zien of horen dingen die er niet zijn (hallucinaties).

Deze aandoening vraagt altijd om medische hulp en ondersteuning. Soms is het nodig dat je in een ziekenhuis wordt opgenomen. Idealiter is dit een gespecialiseerde moeder- en babyafdeling, zodat je je baby bij je kunt houden. Hoewel postpartum psychose een ernstige aandoening is, herstelt het overgrote deel van de vrouwen volledig.

Hoe vaak komt Perinatale OCD voor?

Ongeveer 1 op de 50 mensen heeft op enig moment in zijn of haar leven OCD-klachten. Op enig willekeurig tijdsmoment heeft 1 op de 100 mensen OCD-klachten.

Er is te weinig onderzoek beschikbaar om valide uitspraken te doen over hoe vaak Perinatale OCD voorkomt. Tijdens de zwangerschap treft het ongeveer 1 op de 100 vrouwen, hetgeen overeenkomt met de mate van voorkomen in de totale populatie. Uit onderzoek blijkt dat Perinatale OCD relatief vaak voorkomt ná de bevalling. Wij denken dat ongeveer 2 à 3 op de 100 vrouwen binnen één jaar na de bevalling Perinatale OCD-klachten krijgen.

Wie is het meest vatbaar voor Perinatale OCD?

Perinatale OCD komt het vaakst voor bij nieuwe moeders, maar kan in principe tijdens of na elke zwangerschap optreden. Als je al eerder OCD hebt gehad, is de kans groter dat je Perinatale OCD ontwikkelt.

Er zijn veel factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van Perinatale OCD. Bij sommige vrouwen spelen hormonen een rol; bij andere vrouwen speelt mee dat OCD in de familie voorkomt.

Perinatale OCD kan overigens ook bij vaders voorkomen.

Wat is de prognose?

Ongeveer eenderde van de vrouwen die vóór hun zwangerschap al OCD had, merkt dat hun OCD-symptomen tijdens de zwangerschap of na de bevalling heviger worden. Voor andere vrouwen geldt dat zwangerschap en bevalling geen impact hebben op hun OCD, of dat hun OCD-klachten daarna zelfs afnemen.

Als je tijdens je zwangerschap voor de eerste keer OCD-klachten krijgt, dan kan het zijn dat deze symptomen na de bevalling snel afnemen. Voor de meeste vrouwen geldt echter dat hun OCD-klachten na de bevalling voortduren.

Als je na de bevalling perinatale OCD krijgt, kan het gebeuren dat deze symptomen zich plotseling openbaren, binnen enkele dagen of weken na de bevalling. Bij andere vrouwen openbaren de symptomen zich meer geleidelijk.

Zonder behandeling kan Perinatale OCD een hardnekkige, telkens terugkerende aandoening zijn. Zwangerschap en bevalling kunnen de trigger zijn voor langdurige OCD-symptomen. Als je niet voor je OCD-klachten wordt behandeld, kunnen deze blijvend zijn of in een latere levensfase terugkeren.

Waar kan ik hulp krijgen?

De hulp en behandeling die je nodig hebt, hangt af van de ernst van je Perinatale OCD-klachten. Je huisarts of je verloskundige kan je helpen om hierin keuzes te maken.

Zie het volgende hoofdstuk ‘Zelfhulp’, met zeven tips om jezelf vooruit te helpen. Als dit niet lukt, is psychotherapie of medicatie misschien een mogelijkheid. Vraag je huisarts om advies.

Sommige vrouwen met Perinatale OCD hebben behoefte aan professionele psychische hulp. Misschien is er een GGZ-instelling in de buurt, met specialisten die je kunnen helpen tijdens je zwangerschap of tijdens de periode daarna. Informeer bij je huisarts of je verloskundige naar de mogelijkheden. Deze vorm van hulpverlening is veelal alleen nodig voor vrouwen met ernstige OCD-klachten.

Als je niet voor jezelf of je baby kunt zorgen of als je het gevoel hebt dat je jezelf iets wilt aandoen, bel dan direct met:

  • Je huisarts, of
  • Een GGZ-instelling in de buurt, of
  • Het alarmnummer 112.

Het komt maar zelden voor dat een vrouw met Perinatale OCD in het ziekenhuis moet worden opgenomen. Als dit gebeurt, dan word je in de meeste gevallen samen met je baby naar een gespecialiseerde moeder- en kindafdeling verwezen.

Zelfhulp

  1. Praat met iemand over hoe je je voelt. Het kan een enorm opluchting zijn om te praten met iemand die jou begrijpt. Dit kan je partner zijn, een familielid of een vriend. Als je niet met familie of vrienden kunt praten, praat dan met je huisarts of verloskundige. Zij kunnen je de weg wijzen naar hulp in jouw buurt.
  2. Lees meer over OCD. Word een expert over je aandoening en hoe dit jou beïnvloedt. Je kunt je fysieke en psychische OCD-symptomen leren herkennen. Dit helpt als je ‘in the moment’ zit en wordt overspoeld door je OCD-angsten.
  3. Zelfhulp-werkboeken. Je kunt deze opdrachten zelf of met hulp van professionele hulpverleners uitvoeren. Huiswerkopdrachten helpen je met je herstel.
  4. Zorg goed voor jezelf en zorg ervoor dat je energie overhoudt. Herstel kost veel energie. Neem iedere gelegenheid te baat om wat bij te slapen of te rusten. Bedenk in elke situatie: welke taken moet ik nú uitvoeren, en welke taken kunnen wachten? Accepteer hulp van familie en vrienden. Dit alles zorgt ervoor dat je al je energie kunt richten op je herstel.
  5. Sluit je aan bij een zelfhulpgroep van moeders met perinatale OCD. Je zult merken dat je niet de enige bent die met dit soort problemen worstelt. En wie weet wordt deze groep wellicht jouw ‘support group’ tijdens je herstelperiode. Plaats bijvoorbeeld eens een oproep op het OCD Forum van Dwang.eu. Verder kun je op deze website (al dan niet anoniem) een vraag stellen, waarna je antwoord krijgt van een professional of een ervaringsdeskundige.
  6. Geef jezelf niet de schuld. Het is niet jouw fout.
  7. Gebruik geen alcohol of drugs om je angst te onderdrukken.

Welke behandelingen zijn er?

De twee belangrijkste behandelingen zijn cognitieve gedragstherapie (CGT) en medicatie. Deze behandelingen kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie worden ingezet.

Cognitieve Gedragstherapie (CGT)

Deze vorm van psychotherapie is gericht op praten. CGT helpt je om gedachten- en gedragspatronen die jou angst bezorgen, onder de loep te nemen. Meestal gaat het om wekelijkse gesprekken met een psycholoog of gedragstherapeut. Soms is het mogelijk om een intensieve CGt-cursus te volgen.

Medicatie

Bij de behandeling van OCD worden soms antidepressiva ingezet. Er zijn verschillende mogelijkheden. De meest gebruikte antidepressiva bij OCD zijn de zogenoemde ‘Selective Serotonin Reuptake Inhibitors’ (SSRI’s). Daarnaast wordt soms andere medicatie gebruikt.

Hoe besluit ik welke behandeling voor mij het beste is?

Is medicatie veilig tijdens zwangerschap en borstvoeding?

De beslissing of je tijdens je zwangerschap of tijdens de periode waarin je borstvoeding geeft wel of niet medicijnen inneemt, is niet zwart-wit. Jij beslist wat het beste is voor jouw specifieke situatie. Het is wel belangrijk om eventuele medicatie met je huisarts of psychiater te bespreken. Zij kunnen je verdere informatie geven over wat het beste is voor jou en je baby. Als je OCD hebt en overweegt zwanger te worden, praat dan met je huisarts voordat je zwanger wordt.
Echter, een zwangerschap niet altijd gepland. Als jouw zwangerschap niet gepland is: praat met je huisarts zodra je weet dat je zwanger bent. Het is erg belangrijk dat je niet plotseling met je medicatie stopt, tenzij je huisarts dit adviseert. Plotseling stoppen met je medicatie kan betekenen dat je symptomen snel kunnen terugkomen. Bovendien kan plotseling stoppen leiden tot ongewenste bijeffecten.

Veel vrouwen gebruiken medicijnen tijdens hun zwangerschap en tijdens de periode waarin ze borstvoeding geven. Dat kan zijn vanwege allerlei psychische of fysieke aandoeningen. Zo zijn er vrouwen die antidepressiva nemen tijdens hun zwangerschap en gedurende de periode van borstvoeding. Je huisarts of een gespecialiseerde arts kan je helpen om goed na te denken over de voor- en nadelen van medicatie tijdens je zwangerschap en tijdens de periode waarin je borstvoeding geeft.

Sommige medicijnen worden al jarenlang door zwangere vrouwen gebruikt. Maar in veel gevallen hebben we echter gewoonweg niet genoeg informatie om met absolute zekerheid te kunnen zeggen of een medicijn veilig is of niet.

Om te bepalen wat voor jou goed is, is het raadzaam om jezelf de volgende vragen te stellen:

  • Hoe slecht voelde je je in het verleden?
  • Hoe snel voelde je je opnieuw slecht, nadat je gestopt was met je medicijnen?
  • Medicijnen die je eerder hebt genomen:
    • Welke medicatie hielp jou het beste?
    • Waren er medicijnen bij, waarvan je bijeffecten ondervond?
  • Verzamel informatie over veilige medicatie tijdens je zwangerschap en tijdens de borstvoedingsperiode. Bespreek dit met je huisarts.
  • Hoe makkelijk of moeilijk is het om hulp te krijgen van een cognitieve gedragstherapeut in jouw buurt? Bespreek dit met je huisarts.
  • Wat zou er kunnen gebeuren als je je niet goed voelt tijdens je zwangerschap of na de bevalling van je baby? Bijvoorbeeld:
    • Dat je niet goed voor jezelf zorgt.
    • Dat je controleafspraken bij je verloskundige mist, waardoor je misschien niet de zorg krijgt die je nodig hebt.
    • Dat je meer alcohol of drugs gebruikt. Dit kan je ongeboren kind beschadigen.
    • Dat je een hogere dosis medicijnen nodig hebt wanneer je ziek wordt. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat je tijdens je zwangerschap een terugval hebt en een dubbele dosis medicijnen of meer nodig hebt. Dit zou meer risico’s voor je baby kunnen betekenen dan wanneer je je normale dosis medicijnen inneemt.
    • Dat een ziekenhuisopname nodig is.
    • Dat je het moeilijk vindt om voor je baby te zorgen.
  • Als jouw aandoening niet wordt behandeld, kan dit mogelijk meer schade aan je baby toebrengen dan de medicatie die je al langer neemt. Uit sommige studies blijkt dat baby’s van moeders die tijdens de zwangerschap een depressie hebben een lager geboortegewicht hebben. Een psychische aandoening die niet behandeld wordt, kan dus de ontwikkeling van een baby beïnvloeden.

Over hoe niet-behandelde OCD de ontwikkeling van de ongeboren baby’s beïnvloedt, zijn geen wetenschappelijke gegevens beschikbaar.

Kan cognitieve gedragstherapie ongewenste bijeffecten hebben?

Cognitieve gedragstherapie (een vorm van psychotherapie) heeft, voor zover bekend, geen bijeffecten. Bedenk echter wel dat het een ‘actieve’ therapie is. Het betekent dat je tijdens en na je therapiesessies opdrachten moet uitvoeren. Deze opdrachten helpen je om de inzichten die je tijdens je sessies hebt opgedaan toe te passen in je dagelijkse leven. Dit vraagt om wil en toewijding. De therapie kan helpen bij jouw specifieke OCD-problemen tijdens je zwangerschap of na je bevalling.

Wat is de beste aanpak voor mij: psychotherapie of medicatie?

De beste aanpak in jouw specifieke geval hangt af van jouw specifieke OCD-symptomen en de ernst van jouw symptomen. Uit onderzoek blijkt dat zowel SSRI-antidepressiva als cognitieve gedragstherapie effectief zijn bij de behandeling van OCD.
Er is weinig studie gedaan naar de specifieke behandeling van Perinatale OCD. Uit onderzoek blijkt wel dat zowel medicatie als cognitieve gedragstherapie zeer effectief is bij het terugdringen van Perinatale OCD-klachten.

Als je bij je huisarts bent langs geweest voor een adviesgesprek, is het wellicht een goed idee om de verschillende behandelmethodes met familieleden en/of vrienden te bespreken. Bedenk daarbij wat de invloed van de behandeling is op jouzelf en je directe familie. Aan de bijeffecten waar je wellicht moeite mee gaat krijgen. En aan de veranderingen in levensstijl die je wellicht moet maken.

Bedenk ook hoe lang een behandeltraject mogelijk kan duren en waar je deze behandeling zou kunnen volgen: misschien moet je wat verder reizen voor een goede therapie?

Ten slotte: als je van je Perinatale OCD-klachten wilt afkomen, is het nodig om hier veel energie en tijd in te steken. En daarbij kun je alle hulp gebruiken die voorhanden is.

Hoe partners, familie en vrienden kunnen helpen

Begrijp OCD. Lees je goed in over OCD en de symptomen. Een partner, moeder of vriendin die aan Perinatale OCD lijdt, lijkt misschien een heel rigide persoon. Maar wellicht ligt het anders en wil ze de dag gewoon goed doorkomen, zonder haar baby tekort te doen.

Bied ondersteuning. Het is soms lastig voor een jonge moeder om toe te geven dat ze zich niet goed voelt. Bijvoorbeeld omdat ze zich zorgen maakt dat anderen gaan denken dat ze psychische problemen heeft. Help haar om informatie over Perinatale OCD te vinden. Dat helpt haar om haar aandoening een plek te geven.

Reserveer tijd voor jezelf. Als je zelf te maken hebt met een jonge moeder met Perinatale OCD, inclusief baby en/of overige kinderen, kan dit een intensieve en uitputtende ervaring zijn. Zorg dat je tijd voor jezelf reserveert en dat je goed voor jezelf zorgt.
Wees gerust. Moeders met Perinatale OCD-compulsies voeren hun obsessieve gedachten niet uit.

Hoe je kunt helpen. Familieleden van mensen met OCD krijgen te maken met hun compulsies. Het helpt dan om te weten over deze aandoening, zodat moeder en partner de juiste ondersteuning krijgen. Als de moeder professionele therapie krijgt, kunnen familieleden haar ondersteunen bij haar huiswerkopdrachten.

Dit kan bijvoorbeeld door een van de therapiesessies bij te wonen. In zo’n sessie leer je hoe therapie-opdrachten kunnen worden vertaald naar praktische huiswerkopdrachten. Je leert dan bijvoorbeeld hoe je de moeder op verantwoorde wijze kunt blootstellen aan iets waar ze bang voor is, of hoe je op verantwoorde wijze ‘nee’ kunt zeggen tegen haar compulsieve rituelen.

Engelstalige websites
Maternal OCD
OCD Action
Netmums

Original Authors
Fiona Challacombe, Maria Bavetta and Lucinda Green

Series Editor
Dr. Philip Timms

Produced by
The RCPsych Faculty of Perinatal Psychiatry and Public Education Engagement Board.

Translated from
Perinatal Obsessive Compulsive Disorder (a few adaptations to the Dutch situation)

We like to thank The Royal College of Psychiatrists for permission to publish this translation. We also like to thank Renée Bertels for making this information available in Dutch.

Further details on references and copyright at rcpsych.ac.uk

Postpartum en Perinatale OCD

Wat is Postnatale en Perinatale OCD?

  • OCD die onmiddellijk na de geboorte verschijnt, wordt Postnatale of Postpartum OCD genoemd.
  • OCD die tijdens de zwangerschap ontstaat, wordt Perinatale OCD genoemd.
  • Onderzoek toont dat vrouwen die zwanger zijn of onlangs bevallen zijn, een verhoogd risico lopen om symptomen van OCD te ontwikkelen. Als iemand al OCD had, kunnen de symptomen verergeren tijdens die periode. Omdat deze twee vormen van OCD erg op elkaar lijken, zullen we ze in dit artikel allebei ‘P-OCD’ noemen.

(Noot Menno Oosterhoff: de afkorting P-OCD wordt vaker gebruikt om Pedoseksuele OCD aan te duiden, een obsessieve angst omtrent pedoseksualiteit. Omdat dat erg verwarrend is, schrijven wij het meestal voluit, maar dat is in dit stuk dus niet gebeurd.)

Waarin verschilt P-OCD van OCD?

  • De obsessies en compulsies (dwanghandelingen) zijn bij P-OCD normaal gesproken gericht op het (on)geboren kind. Obsessies kunnen zijn dat de baby gewond of besmet raakt of hij/zij nergens meer te vinden is. Compulsieve rituelen uiten zich vaak in controleren, mentale rituelen en in zoeken naar geruststelling. Er kunnen ook ongewenste seksuele obsessies zijn. Ook vermijden om bijvoorbeeld het kind in bad te doen of vast te houden, komt voor.
  • Terwijl OCD geleidelijk toeneemt, begint P-OCD meestal sneller en gaat samen met het gevoel verantwoordelijk te zijn voor de baby.

Wat zijn signalen die wijzen op P-OCD?

  • OCD symptomen die beginnen of verergeren rond de zwangerschap of bevalling.
  • Obsessies rondom angst dat er iets met het kind zou kunnen gebeuren.
  • Niet over de obsessies durven praten, uit angst om de diagnose psychose te krijgen of opgenomen te worden.
  • Bang dat je de baby kwaad zou kunnen doen, terwijl je dat niet wilt.
  • Dwanghandelingen die bedoeld zijn om de obsessieve gedachten te stoppen of om te voorkomen dat angsten uitkomen zoals de baby controleren, veelvuldig wassen, gebeden herhalen of bevestiging vragen.
  • Bepaalde bezigheden met de baby vermijden zoals baden, de trap gebruiken, vasthouden, luiers verschonen.
  • Een gevoel van overspoeld worden door obsessies en compulsies.
  • Zich depressief voelen (postnatale depressie en P-OCD komen vaak samen voor).
  • Een partner of hulpverlener in de buurt willen hebben vanwege obsessieve angst.
  • Moeite met slapen door de obsessies en het moeten uitvoeren van dwanghandelingen.
  • Belemmering in de zorg voor het kind.

Waarom focussen obsessies en compulsies zich op de (on)geboren baby?

  • Spanning om een baby te krijgen is normaal, maar het brengt ook veel stress met zich mee. Sommige mensen krijgen daardoor in deze periode angstklachten.
  • Het gevoel van verantwoordelijkheid voor de (on)geboren baby.
  • Uit onderzoek blijkt dat het normaal is om vreemde, ongewenste gedachten te hebben over stressvolle situaties.
  • Verontrustende gedachten hebben over je baby, lijkt het ergste wat je maar kan denken. Ze zijn een goede voedingsbodem voor OCD omdat het precies het soort gedachten zijn die je zo hard probeert te bedwingen, van je afzetten of bevechten. Het is een vervelende val; hoe vaker je probeert om gedachten te bevechten, hoe meer ze terugslaan en hoe meer je verstrikt raakt in het web van OCD door er opnieuw met dwanghandelingen op te reageren. (Een experiment: probeer niet aan een roze olifant te denken!)
  • Dwanghandelingen worden uitgevoerd om de angst voor obsessieve gedachten over de baby te verminderen, maar deze werken niet op lange termijn, ze leiden juist tot nog meer obsessies.

Zal ik door obsessies over geweld of seks mijn baby iets aandoen?

De kans dat iemand handelt naar ongewenste, walgelijke, verontrustende obsessieve gedachten is uiterst klein. Alhoewel het risico laag genoeg is om deze gedachten in de behandeling juist uit te lokken (zoals bij exposure therapie), wordt het risico waarschijnlijk niet als laag genoeg ervaren (noot Menno Oosterhoff: door degene met dit soort indringende obsessies. Wel door de behandelaar). Dit leidt dan tot obsessieve bezorgdheid en angst. We hebben met veel mensen met P-OCD gewerkt en nooit heeft iemand de ongewenste obsessieve gedachten om hun kinderen kwaad te doen, uitgevoerd.

Wie lijden aan P-OCD?

De schattingen lopen uiteen, maar P-OCD lijkt bij ongeveer 1-2 % van de zwangere vrouwen of nadat zij bevallen zijn, voor te komen. Zelfs jonge vaders kunnen P-OCD ontwikkelen, omdat ze ook verantwoordelijkheid dragen voor het kind. Bij mensen die al OCD hebben, kunnen de klachten toenemen, maar dat geldt zeker niet voor iedereen.

Is P-OCD verwant aan postnatale depressie?

Ja, maar hoe is niet duidelijk. Als mensen depressief worden, hebben ze waarschijnlijk meer negatieve gedachten die tot obsessies kunnen ontwikkelen. Anderzijds kunnen obsessies en compulsies leiden tot depressie omdat het zeer stressvolle symptomen zijn. Veel mensen denken dat de zwangerschap en de geboorte een hele leuke periode is. Als er dan negatieve obsessieve gedachten zijn, kunnen ze zich erg somber en angstig voelen omdat ze dit soort gedachten niet hadden verwacht.

Is P-OCD verwant aan postpartum psychose?

Nee, maar soms worden ze met elkaar verward, omdat bij beiden gedachten kunnen voorkomen over het kind pijn doen. Onlangs kwamen een paar ernstige gevallen van postpartum psychose in de media waardoor veel mensen met P-OCD zich zorgen maakten of ze een psychose hadden.

Bij postpartum psychose krijgt de patiënt hallucinaties (het zien of horen van dingen die er niet zijn zoals “Ik zag rook uit de oren van de baby komen) en waanvoorstellingen (sterke overtuigingen die niet gebaseerd zijn op de werkelijkheid zoals “De baby is bezeten door de duivel en ik moet hem doden om zijn ziel te redden”). Postpartum psychose is ook een zeer zeldzame aandoening; 0.1% van de moeders wordt er door getroffen. Bij ernstige vormen van postpartum psychose (maar niet in alle gevallen) zijn er moeders die hun kind echt iets hebben aangedaan tijdens hun hallucinaties en wanen.

Anderzijds is P-OCD niet zo zeldzaam als postpartum psychose en wordt niet geassocieerd met het echt gebruiken van geweld. Iemand met een postpartum psychose gelooft dat zijn hallucinaties en wanen waar zijn, terwijl mensen die lijden aan P-OCD bang zijn voor hun obsessies en zich realiseren dat deze gedachten en ideeën niet overeenkomen met hun wereldbeeld en algemene morele opvattingen. Mensen met P-OCD proberen tegen hun obsessies te vechten. Tot slot is er geen bewijs dat P-OCD symptomen kunnen veranderen in postpartum psychose. Deze twee aandoeningen zijn heel verschillend.

Wat zijn de gevolgen van P-OCD?

  • Depressie (somber, verlies van interesse in mensen en activiteiten, slaapgebrek of bovenmatig slaperig, verlies van eetlust, denken aan zelfmoord, wanhoop, hulpeloosheid, gebrek aan zelfverzorging).
  • Problemen om voor de baby te zorgen door angst en vermijding.
  • Problemen met hechting aan de baby door vermijding.
  • Problemen in het huwelijk of relatie door extreme angst.

Kan P-OCD behandeld worden?
Ja, P-OCD kan behandeld worden met dezelfde methodes als andere vormen van OCD zoals:

  • Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
    • Leren dat ongewenste gedachten normaal zijn en niet gevaarlijk.
    • De opvattingen die iemand heeft over zijn obsessie ter discussie stellen. (Noot Menno Oosterhoff: vragen als “Hoe groot acht je de kans, hoe vaak denk je dat dat gebeurt?” etc.)
    • Geleidelijk confronteren met situaties en gedachten die vermeden werden.
    • Verminderen van de compulsieve rituelen om met de obsessieve angst om te gaan.
  • Medicatie (SSRI)
    • De meeste medicijnen die gebruikt worden voor OCD zijn vermoedelijk veilig voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven maar het is belangrijk om je arts hierover te raadplegen.

Hoe kan ik een vriend of familielid met P-OCD helpen?

Familieleden of vrienden van iemand met P-OCD zijn geneigd steeds te zeggen dat alles wel goed komt en doen alles wat ze kunnen om de angst te verlichten. Op korte termijn zal dit iemand met P-OCD helpen, maar deze manier van “helpen”, werkt niet op lange termijn. Eigenlijk maken ze het probleem erger! Het beste wat ze kunnen doen voor een vriend of familielid met P-OCD, is hen helpen een afspraak te maken met een deskundige die een goede behandeling kan bieden voor OCD/P-OCD. In plaats van te “dwingen” om hulp te zoeken, is het beter om te praten over hoe de situatie zou kunnen verbeteren als ze professionele hulp zoeken.

Photo credit: Joël Oosterhoff

Author
Jonathan Abramowitz, PhD, ABPP, University of North Carolina at Chapel Hill
Copyright © 2009 International OCD Foundation (IOCDF), PO Box 961029, Boston, MA 02196, 617.973.5801

Translated from
Postpartum and Perinatal OCD

This is an unofficial translation of an International OCD Foundation resource provided for your reference. If you find any mistakes or inaccuracies in this translation, please email us at info@iocdf.org and cc: to info@dwang.eu. Thank you.

We like to thank IOCDF for permission to publish this translation. We also like to thank our translators for their great work making this information available in Dutch.

Skin-Picking feiten

Wat is Skin-Picking?

Skin-Picking is een huidpulkstoornis. De stoornis wordt ook wel Compulsieve Huidmanipulatie of Dermatillomanie genoemd.

De stoornis heeft de volgende kenmerken:

  • voortdurend krabben en pulken aan de huid;
  • dit krabben en pulken is in veel gevallen zo ernstig dat het littekens veroorzaakt;
  • het veroorzaakt veel stress, ongemak en problemen in werksituaties, in de omgang met anderen of bij dagelijkse bezigheden.

Mensen met een Skin-Picking stoornis kunnen ook bijkomende psychische klachten hebben, zoals depressie of angst. Deze bijkomende klachten komen vaak voor.

Heeft iemand die aan zijn of haar huid krabt of pulkt ook daadwerkelijk de aandoening Skin-Picking?

Nee. Onderzoek heeft aangetoond dat veel mensen van tijd tot tijd aan hun huid pulken of krabben. Veel mensen krabben af en toe aan korsten, pulken aan puistjes, of peuteren zelfs aan hun gave huid. Skin-Picking wordt pas als een stoornis gezien als het zo vaak gebeurt en/of zo ernstig is dat het grote stress of problemen in het dagelijkse functioneren veroorzaakt.

Het kan zijn dat iemand van tijd tot tijd aan zijn of haar huid pulkt of krabt vanwege gezondheidsproblemen (zoals huidproblemen), mentale achterstand of zelfs drugsgebruik of drugsontwenning. Echter, mensen met primaire Skin-Picking pulken/krabben niet alleen aan hun huid vanwege dit soort problemen.

Hoe ziet een typische Skin-Picking episode eruit?

Waar, wanneer en hoe mensen met deze stoornis aan hun huid pulken of krabben varieert. Soms wordt op één plek aan de huid gepulkt, soms op meerdere plekken op het lichaam. Veel voorkomende plekken zijn: gezicht, hoofd, nagelriemen, rug, armen, benen, handen en voeten. Meestal wordt met de vingers of nagels aan de huid gepulkt, maar er zijn ook mensen die dit op andere manieren doen. Denk hierbij aan bijten, of peuteren met behulp van bijvoorbeeld een schaar of pincet.

Mensen pulken om verschillende redenen aan hun huid. Bijvoorbeeld uit verveling of gewoonte, waarbij ze soms zelfs niet in de gaten hebben dat ze dit doen. Skin-Picking kan ook een manier zijn om om te gaan met negatieve emoties (angst, boosheid of verdriet), of als reactie op zich opbouwende stress en spanning. Skin-Picking levert soms een gevoel van opluchting op. Echter, dit gevoel van opluchting wordt vaak gevolgd door een gevoel van schaamte en schuld. De verwijderde huid wordt veelal in de afvalemmer gegooid, maar in sommige gevallen ook opgegeten.

Welk type mensen lijdt aan Skin-Picking?

Maar liefst 1 op de 20 mensen lijdt aan deze stoornis. Het komt zowel bij mannen als vrouwen voor, maar onderzoek heeft aangetoond dat het relatief vaker bij vrouwen voorkomt. De stoornis kan zich zowel in de kindertijd, in de pubertijd of tijdens de volwassenheid voor het eerst aandienen.

Wat is de oorzaak van Skin-Picking?

De precieze oorzaak is niet bekend. Zowel omgevingsfactoren als biologische factoren zouden een rol kunnen spelen.
Wat is de relatie tussen Skin-Picking en OCD?

Skin-Picking wordt op dit moment geclassificeerd als een stoornis in de impulsbeheersing. Ook wordt het soms aangeduid als Body Focused Repetitive Behavior. En soms wordt het aangeduid als een Obsessieve-Compulsieve Spectrum Stoornis, omdat enkele kenmerken lijken op die van OCD. Mensen met een Skin-Picking stoornis pulken bijvoorbeeld herhaaldelijk aan hun huid, vaak als gevolg van terugkomende gedachten over het aanraken van, of het pulken aan, de huid (of als gevolg van de drang daartoe). In die zin komen de symptomen van Skin-Picking overeen met die van OCD. OCD heeft immers als karakteristiek kenmerk: de drang tot het blijven herhalen van bepaalde gedragingen (rituelen), in reactie op andere soorten terugkerende gedachten, beelden of impulsen.

Skin-Picking vertoont ook overeenkomsten met andere stoornissen binnen het OC-spectrum, zoals Trichotillomanie (een stoornis waarbij het haar herhaaldelijk wordt uitgetrokken); een Ticstoornis; of een Body Dysmorphic Disorder (BDD, een stoornis in de lichaamsbeleving). Iemand met Skin-Picking heeft meer kans om één van deze stoornissen te ontwikkelen dan iemand zonder Skin-Picking.

Wat zijn de gevolgen van Skin-Picking?

Skin-Picking kan je leven emotioneel, psychisch en sociaal beschadigen. Naast een gevoel van schaamte hebben mensen met Skin-Picking vaak bijkomende psychische problemen, zoals een depressie of angstgevoelens. Ook kan de stoornis iemands sociale leven en het functioneren op het werk of op school ontregelen. Milde tot ernstige pijn na het peuteren aan de huid, littekens, misvormingen en zweervorming komt voor, evenals huidinfecties. In extreme gevallen veroorzaakt Skin-Picking dusdanig ernstige zweren dat een operatie noodzakelijk is.

Is er een behandeling voor Skin-Picking?

Ja. Alhoewel er meer onderzoek nodig is voor een goede behandeling van deze aandoening, geven sommige onderzoeken aan dat CGT (Cognitieve Gedragstherapie) kan helpen. ACT (Acceptance and Commitment Therapy) zou ook een goede behandeling kunnen zijn.
Onderzoek wijst verder uit dat Skin-Picking behandeld kan worden met zogenoemde SSRI’s (Selectieve Serotonine-Heropnameremmers), zoals Fluoxetine, Fluvoxamine en Escitalopram.
Andere onderzoeken wijzen uit dat Lamotrigine, een medicijn dat bij epilepsie wordt, ook goed zou kunnen werken.

Helaas weten veel mensen die aan deze stoornis lijden niet dat er verschillende behandelmethoden zijn, waardoor er zij blijven lijden onder de gevolgen van hun aandoening.

Meer informatie

The Trichotillomania Learning Center

Stop Picking.com

Author
Jeanne M. Fama, Ph.D., Massachusetts General Hospital
Copyright © 2010 International OCD Foundation (IOCDF), PO Box 961029, Boston, MA 02196, 617.973.5801
Original 
Skin Picking Disorder Fact Sheet

This is an unofficial translation of an International OCD Foundation resource provided for your reference. If you find any mistakes or inaccuracies in this translation, please email us at info@iocdf.org. Thank you.

We’d like to thank IOCDF for permission to publish this translation. We’d also like to thank Renée Bertels for making this information available in Dutch.

 

Just drive an inch

Ik hoorde een mooi verhaal van een vrouw met de obsessieve angst mensen per ongeluk aan te rijden. Hit and Run OCD wordt dat wel genoemd.

Ze had voor een groep mensen uitgelegd dat ze echt geen exposure wilde doen. Exposure is je blootstellen aan de beangstigende situatie, omdat de angst daardoor op de lange termijn vermindert.

Na afloop kwam er een psycholoog naar haar toe en die zei: “Just drive an inch.”
Ze dacht: een centimeter autorijden, dat durf ik wel.

Waar het om gaat is dat je een stap zet in de “enge” richting, hoe klein ook.

Menno Oosterhoff

Je ruimte innemen bij een partner met dwang

Kees neemt contact met mij op via de mail. Twee maanden eerder heeft hij mijn e-book gelezen met daarin drie tips hoe om te gaan met angst of dwang in je gezin. In onze kennismaking vertelt hij de eerste twee tips te hebben toegepast. Hij beseft dat hij een probleem heeft en is met een vriend gaan praten.

Kees is getrouwd met Marja en samen hebben ze twee kinderen: Femke van vijf en Sem van twee. Marja heeft last van angst en dwang. Ze was altijd een vrouw die precies en nauwkeurig was, maar na de geboorte van Sem is dit in de ogen van Kees dwangmatig geworden. Ze maakt veel schoon en verwacht van hem dat hij zijn handen wast als hij de kinderen wil vastpakken.

Hoe is dit voor jou?

In de eerste sessie vertelt hij wat er allemaal speelt thuis. Telkens stel ik hem dezelfde vraag: “Hoe is dit voor jou?” Deze vraag is moeilijk voor hem. Hij is niet gewend stil te staan bij hoe iets voor hem is.
Tijdens ons tweede gesprek vertelt hij zijn grootste angst. Kees ziet dat Femke bepaalde dingen over gaat nemen van haar moeder. Ze zegt tegen hem dat hij eerst zijn handen moet wassen voordat hij haar een knuffel mag geven. “Dit is voor mij de grens en het signaal dat ik er iets aan moet en wil doen.”

Veranderen

Ik vraag hem of Marja hulp heeft. Dat heeft ze niet. Ze vindt dat haar probleem niet zo groot is.
Ik leg Kees uit dat hij alleen zichzelf kan veranderen. Mijn ervaring is dat als hij het anders gaat doen, Marja ook in beweging zal komen.
Eerst werk ik met Kees aan het duidelijk overbrengen van een boodschap. Mijn motto: “Ja zeggen ja doen, nee zeggen nee doen”. In woorden en lichaamshouding. In liefde en zorgvuldigheid. Vervolgens maakt Kees via een stappenplan voor zichzelf duidelijk hoe hij gaat stoppen met zijn handen wassen als hij de kinderen wil knuffelen.

Toeval?

“Wat is toeval?” vraagt Kees als ik hem weer spreek. Hij vertelt dat hij een grote snee in zijn vinger kreeg. Hét moment om tegen Marja te zeggen dat hij niet meer te vaak zijn handen kan wassen. Marja gaat er niet tegen in. De wond is bijna genezen, maar Kees is niet vaker zijn handen gaan wassen. Marja vraagt er niet meer om.

Wat heeft Kees anders gedaan? Hij zegt niet meer tegen Marja dat zij moet stoppen met handen wassen. Marja mag haar eigen keuze daarin maken. Nu Kees weet wat voor hem het probleem is, kan hij duidelijk zijn boodschap naar Marja overbrengen. “Waar eerst direct discussie ontstond, kan ik het nu gewoon zeggen.” Kees is nog verbaasd dat dit zo makkelijk is.
Er is meer rust in hun relatie. Femke schatert als hij haar onverwachts kietelt. En Marja heeft bij de huisarts gevraagd om een verwijzing voor hulp.

Wat is toeval? Dat wat je toe valt.

Thea van Bodegraven

Dwangstoornis en licht verstandelijke beperking

“Ik snap het niet,” zei Jeffrey*. “Hoe kan ik nou door middel van therapie minder angstig worden? Ze hebben mij eerder verteld dat de angsten in mijn hoofd zitten; hoe gaan die er dan uit?”

Jeffrey was ten tijde van opname een 13-jarige jongen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) (TIQ 70, VIQ 76, PIQ 68) en een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO, type MCDD. Hij werd bij De Hondsberg aangemeld i.v.m. een toename van gedragsproblemen, irreële overtuigingen en dwangmatig gedrag. Zijn dwangmatigheden bestonden uit smetvrees, controleren van deuren en op voorwerpen tikken. Daarnaast waren er ook momenten van paranoïde overtuigingen, zoals een vergiftigingswaan. Een ambulant traject bleek niet haalbaar vanwege forse systeemproblematiek.

Naast medicamenteuze behandeling werd het verzoek om te starten met cognitieve gedragstherapie (CGT) interdisciplinair besproken. Hoewel CGT goed zou aansluiten bij Jeffrey’s dwangstoornis, was er naast zijn lichte verstandelijke beperking ook sprake van psychiatrische comorbiditeit. Er werd besproken dat in het geval van Jeffrey de dwangstoornis als primair gezien moest worden. CGT bij een jeugdige met een LVB en psychiatrische comorbiditeit leek een lastige combinatie.

CGT en LVB

De kans op onder- of overschatten van het cognitieve vermogen of het sociaal-emotioneel functioneren van LVB jeugdigen is hoog. Bij de diagnose moeten de cognitieve sterke en zwakke kanten van de jeugdige in beeld worden gebracht en het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau goed worden ingeschat. Er moet rekening worden gehouden met de kenmerken van de verstandelijke beperking en worden onderzocht of/hoe deze in verband staat met de gedragsproblemen (De Wit et al., 2011).
CGT is een verzamelnaam voor een groot aantal verwante hulpvormen waarin cliënten leren adequate en functionele denkbeelden en gevoelens over zichzelf en hun omgeving te hanteren, hun stemming te beheersen en zich adequaat te gedragen. Juist de verzameling aan mogelijkheden binnen CGT maakt dat deze richting een goed kader biedt voor een behandeling van o.a. een dwangstoornis bij mensen met een LVB. Interventies die zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapeutische principes laten vaak positieve effecten in de behandeling van LVB jeugdigen zien (Didden & Moonen, 2007; Schuiringa, Van Nieuwenhuijzen, Orobio de Castro & Matthys, 2009).

Wat werkt?

In de behandeling van mensen met een LVB hanteer je weliswaar dezelfde cognitief-gedragstherapeutische principes als in de behandeling van mensen met een gemiddelde intelligentie, maar de vertaling van deze principes naar de cliënt is anders. Hoe hoger het cognitieve ontwikkelingsniveau, hoe beter er cognitieve technieken gebruikt kunnen worden. Een standaard protocol is nooit een-op-een toe te passen.

Jeugdigen met een LVB hebben veelal een beperkt werkgeheugen, waardoor er meer moeite bestaat met denken. Zij leren vooral via concrete ervaringen die passen bij hun belevingswereld. Het abstract denken is namelijk beperkter. Ook het scheiden van hoofd- en bijzaken en het structureren van informatie gaat vaak moeilijker. Het is belangrijk dat de hulpverlener de LVB jeugdige externe sturing en structuur geeft, en de oefenstof vereenvoudigt, doseert en ordent. Er moet rekening worden gehouden met de tragere informatie verwerking en met de moeite die deze jeugdigen vaak hebben met het houden van overzicht en langdurige concentratie (Zoon, 2012).

Ook het taalgebruik en taalbegrip blijven vaak achter t.o.v. leeftijdsgenoten met een gemiddelde intelligentie (De Beer, 2011). Vereenvoudigen en visueel ondersteunen van de aangeboden taal is dan nodig. Ook is het zinvol om regelmatig bij de jeugdige na te gaan of de informatie begrepen wordt.

Het verwoorden van gevoelens en gedachten is complex voor jeugdigen met een LVB, maar niet onmogelijk. Het duiden van gevoelens kan ondersteund worden door het gebruik van een gevoelsthermometer.

Het Landelijk Kenniscentrum LVB heeft een richtlijn opgesteld waarin zes eisen staan waaraan interventies moeten voldoen willen zij een grotere kans hebben om werkzaam te zijn in de behandeling van jeugdigen met een LVB. Reguliere behandelvormen lijken met deze aanpassingen geschikt te worden voor jeugdigen met een LVB (Zoon, 2012):

  • Uitgebreidere diagnostiek
  • Afstemmen van de communicatie op de jeugdige.
  • Concreet maken van de oefenstof.
  • Voorstructuren en vereenvoudigen.
  • Het netwerk van de jongere gebruiken bij de generalisatie.
  • Veilige en positieve leeromgeving.

Hoe is dit uitgewerkt voor Jeffrey?

Om enige kadering aan zijn dwanghandelingen en -gedachten te geven, is een groot deel van de cognitief gedragstherapeutische methode “Bedwing je dwang” (Wolters et al., 2008) met Jeffrey doorlopen. Een aantal van Jeffrey’s dwanghandelingen waren concreet en konden na analyse met vereenvoudigde G-schema’s, middels verschillende uitdaagoefeningen verminderd worden. Belangrijk hierbij was wel dat met Jeffrey exact werd afgesproken, wanneer, met wie en hoe vaak hij ging oefenen. Hij was hierin mede als gevolg van de LVB en de pervasieve ontwikkelingsproblemen weinig flexibel en kwam vanuit zichzelf niet tot actie, wat generalisatie van het geleerde niet bevorderde.

Omdat bovengenoemde probleemgerichte benadering (PCGT) weinig verbetering teweegbracht in zijn welbevinden en dwanghandelingen, is na enkele maanden overgestapt naar een meer oplossingsgerichte benadering (OCGT). De focus verschoof van wat er niet goed ging, naar wat wél goed ging en wél gerealiseerd kon worden. Dit werkte beter: de frequentie van de dwanghandelingen nam af. Een voorzichtige aanname van deze verbetering ligt ook in het feit dat Jeffrey een patroon gevonden leek te hebben, wat vanuit zijn PDD-NOS te duiden was. Ook het inzetten van een beloning (bij Jeffrey grotendeels het sparen van technisch lego) werkte mee bij het verminderen van de dwangklachten.

Maar bovenal is het investeren in de werkrelatie essentieel gebleken. Mensen met een verstandelijke beperking hebben in hun leven continu te maken met faalervaringen en afwijzingen. Dit maakt dat zij vaak meer moeite hebben met contact maken met en/of vertrouwen van anderen. Bij Jeffrey is hier extra op ingestoken. Er is gezorgd voor een veilige en positieve leeromgeving met aandacht voor het vergroten van zijn zelfvertrouwen.

Een dwangstoornis en LVB, je kunt er dus wel degelijk iets mee!

* Jeffrey is een gefingeerde naam en zijn verhaal is met het oog op anonimisering aangepast.

Referentielijst

Beer, Y. de (2011). De kleine gids: Mensen met een licht verstandelijke beperking. Deventer: Kluwer.

Didden, R. & Moonen, X. (Red.) (2007). Met het oog op behandeling: Effectieve behandeling van gedragsstoornissen bij mensen met een lichte verstandelijke beperking. Utrecht: VOBC LVG/de Borg.

Orobio de Castro, B., Embregts, P., Nieuwenhuijzen, M. van, & Stolker, J.J. (2008). Samen op zoek naar effectieve behandeling van gedragsproblemen bij cliënten met een licht verstandelijke beperking: Het Consortium Effectieve Behandeling Gedragsproblemen LVG. Onderzoek en Praktijk, 6(1), 5-12.

Schuiringa, H., Van Nieuwenhuijzen, M., Orobio de Castro, B. & Matthys, W. (2009). Samen Stevig Staan: Effectonderzoek naar SSS, een training voor LVB jeugdigen met externaliserende gedragsproblemen. Onderzoek en Praktijk, 7(1), 11-14.

Wit, M. de, Moonen, X., & Douma, J. (2011). Richtlijn Effectieve Interventies LVB: Aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en uitvoeren van gedragsveranderende interventies voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

Wolters, L., de Haan, E., & Paauw, C. (2008). Bedwing je dwang. Bohn Stafleu van Loghum, Houten.

Zoon, M. (2012). Wat werkt bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Online: LVB Wat werkt

 

Esther Moonen

Als je kind een dwangstoornis heeft

Een aantal jaar geleden was ik op een OCD-congres in Manchester. Jongelui liepen er rond in witte T-shirts met in dikke letters ‘OCD’: Obsessive Compulsive Disorder. Ze zullen ongetwijfeld een dwangstoornis hebben gehad, maar dat was niet van hun vrolijke gezichten af te lezen. In een lotgenotencontact met hun ouders kwamen echter de emoties achter de schijnbaar vrolijke gezichten naar boven. Van opgewektheid was in deze groep geen sprake; eerder van een diepe bezorgdheid over de ziekte van hun kind, maar vooral ook bezorgdheid over de toekomst. Kan het kind zich later wel redden? Zal het nog een beetje gelukkig zijn?

Niet alleen

De International OCD Foundation heeft een zeer informatieve website.
 Hier is onder meer te lezen dat er alleen al in de Verenigde Staten meer dan één miljoen kinderen lijden aan OCD. Vertaald naar Nederland, zou dat voor ons land neerkomen op ruim 50.000 kinderen. De gemiddelde leeftijd waarop de ziekte begint, is rond de 10 jaar.

In het lotgenotencontact kwam duidelijk naar voren dat veel ouders van een kind met OCD zich alleen voelen staan en hun gevoelens niet goed met vrienden kunnen delen. Contact met andere ouders van een kind met OCD is niet eenvoudig te regelen. De afstanden zijn vaak groot en het initiatief ligt veelal bij de ouders zelf. Ook tussen ouders onderling is er niet altijd voldoende steun. Door onwetendheid kunnen over en weer verwijten ontstaan. Een vrouw vertelde mij dat de dwangstoornis die haar dochtertje op vierjarige leeftijd ontwikkelde volgens haar man een gevolg was van haar manier van opvoeden. Een onterecht verwijt, dat weer aanleiding gaf tot extra spanningen tussen de ouders.

‘Dwangzin’

De moeder worstelde met nóg een probleem. Hoe ga je om met de dwang van je kind?
 Binnen het gezin kunnen kinderen soms heel sturend zijn om hun ‘dwangzin’ te krijgen. Het niet voldoen aan de eisen van een kind met smetvrees dat urenlang wil douchen of de kleren keer op keer op een bepaalde manier gewassen wil hebben, leidt vaak tot spanning en grote ruzies. Als haar dochtertje, inmiddels negen jaar oud, vraagt wat haar moeder net gezegd heeft, weet ze dat het beter is om de woorden niet te herhalen; niet toe te geven aan de dwang. De wanhopige moeder: “Maar wat moet je? Soms spartelt ze van angst. Ze begrijpt het niet als ik haar geen antwoord geef. Soms verzin ik maar gewoon iets, zodat ze weer rustig wordt.”

Top secret

Een andere vraag waar veel ouders mee worstelden, is: (hoe) licht je de school in over de ziekte van je kind? Vaak is OCD ‘top secret’; niemand mag het weten. En als de ouders dan toch de stap naar school willen zetten, wil hun kind dit zelf niet altijd.
Eén ouder omschreef treffend hoe er op school met de OCD werd omgegaan: “Iedereen wist het, maar het bleef topgeheim.” In één geval was het zo geregeld dat het kind, wanneer het een situatie niet meer aan kon, een rode kaart omhoog stak en de klas verliet. Bij een ander kind was afgesproken dat het bij een paniekaanval juist in de klas bleef zitten. Iedereen ging dan door met de dagelijkse gang van zaken en na een tijdje zakte de paniek weer. Op het schoolplein vroeg daarna niemand wat er was gebeurd.

Geen tijd!

Fred Penzel, psycholoog gespecialiseerd in OCD en dé expert van het congres, gaf aan dat dwang het leven voor een kind extreem moeilijk maakt. Het toegeven aan de symptomen is tijdrovend, waardoor er minder tijd overblijft voor vrije tijd en huiswerk. ’s Ochtends begint de eerste proef vaak al bij het opstaan en aankleden. Gebeurt dit vlekkeloos, dan ziet de dag er nog wel zonnig uit, maar worden de rituelen niet goed uitgevoerd, dan begint alles weer van voren af aan. Geen wonder dat dwangpatiënten vaak te laat komen.
Voor het naar bed gaan moeten weer opnieuw bepaalde rituelen worden uitgevoerd. Stress en stressgerelateerde lichamelijke klachten zoals hoofdpijn en maagklachten liggen dan ook voortdurend op de loer.

Symptomen van OCD

Kinderen met dwangklachten begrijpen vaak niet wat hen overkomt. Volwassenen met een dwangstoornis kunnen hun dwangmatige gedachten veelal onderscheiden van normale gedachten. Kinderen kunnen dat vaak nog niet en hebben soms het gevoel gek te worden als ze hun vreemde rituelen moeten uitvoeren. Ze kunnen zich zo schamen dat ze lang niet altijd open durven te zijn naar hun ouders en proberen de dwang verborgen te houden.

Hoe kunt u in zo’n geval als ouder mogelijke symptomen van OCD herkennen? Let hiervoor op de volgende signalen.

Het kind heeft bepaalde dwanggedachten (obsessies), bijvoorbeeld:

  • Besmetting: Een overdreven bezorgdheid voor besmetting, ziekte of ziektekiemen.
  • Jezelf of anderen bezeren: Irrationele angst om een auto-ongeluk te veroorzaken, of een ander te bezeren met een scherp mes.
  • Symmetrie: De behoefte om dingen symmetrisch neer te leggen.
  • Twijfel: Ervan overtuigd zijn dat iemand niet gedaan heeft wat hij zou moeten doen.
  • Getallen: Fixatie op specifieke getallen. Taken een specifiek aantal keren uitvoeren, ongeacht enige logica of zin.
  • Religie: Preoccupatie met religieuze zaken zoals leven na de dood, sterven of moraal.
  • Verzameldwang: Verzamelen van nutteloze of zinloze dingen zoals oude kranten.
  • Seksuele thema’s: Obsessieve gedachten over seks.

Het kind vertoont bepaalde dwanghandelingen (compulsies). Een aantal veel voorkomende:

  • Wassen en schoonmaken: Handen wassen totdat ze rood zien. Tanden poetsen totdat het tandvlees bloedt.
  • Controleren: Steeds weer controleren of de deur op slot is.
  • Symmetrie: Sokken moeten bij beide benen even hoog zijn en manchetten even lang.
  • Tellen: De stappen tellen bij het lopen. Een taak een specifiek aantal keren herhalen.
  • Herhalen/overdoen: Een aantal keren een taak herhalen totdat het ‘goed voelt’.
  • Verzameldwang: Weigeren om lege blikjes of kauwgompapiertjes weg te gooien.
  • Bidden: Eindeloze herhaling van gebeden of liederen.

Als je kind enige van deze symptomen vertoont, let dan op het volgende:

  • Stress
  • Slaaponthouding
  • Depressie
  • Schaamte
  • Agitatie
  • Traagheid in aankleden
  • Traagheid in het naar bed gaan
  • Manische dwang om bezig te zijn
  • Traagheid om makkelijke taken uit te voeren
  • Sociale problemen
  • Een aantal keren een taak herhalen totdat het ‘goed voelt’
  • Behoefte om alleen te zijn
  • Conflicten maken over gewone dingen

Het is niemands fout

Een dwangstoornis is niemands fout. U en uw kind zijn slachtoffer van een nare aandoening, waarvan de oorzaak vermoedelijk in het brein ligt. Het heeft niets te maken met uw manier van opvoeden.
Het belangrijkste dat u kunt doen tegen de dwangstoornis is: niet toegeven aan de dwang van uw kind, ondanks dat uw kind dit vraagt en u gevoelsmatig wellicht de indruk heeft daarmee uw kind te helpen. Toegeven aan de dwang is niet echt ‘helpen’ maar geeft de OCD juist meer macht. Met een deskundige behandeling op het gebied van dwangstoornissen en uw ondersteuning zijn de symptomen vaak tot draaglijke proporties terug te brengen. En hoeft de OCD het geluk van uw kind niet langer in de weg te staan.

Jan van Ingen Schenau

Adviezen voor gezinsleden van iemand met een dwangstoornis

Fred Penzel, psycholoog en psychotherapeut met 25 jaar ervaring op het gebied van dwangstoornissen, was een belangrijke spreker op een congres in Manchester waar ik bij aanwezig was. Het ging niet alleen over mensen die aan een dwangstoornis lijden, maar ook over het samenleven met iemand die last heeft van dwang. Zijn adviezen aan verwanten zijn alleszins de moeite waard om hier te vermelden.

Bestrijd de dwang, niet elkaar

Fred Penzel adviseert om gezamenlijk de strijd aan te binden tegen de dwangstoornis, want ruzies en conflicten liggen continu op de loer. Een kwetsende opmerking als “mijn leven zou fantastisch zijn zonder jouw dwangstoornis” spreekt boekdelen. Hoe moeilijk ook: ga niet in gevecht met elkaar, maar bestrijd de dwangstoornis zelf.

Het is voor medegezinsleden belangrijk om zich in het ziektebeeld van de dwangstoornis te verdiepen, zodat de vreemde gedragingen beter begrepen worden. Verzamel informatie over de ziekte en geef deze ook aan het zieke gezinslid, zonder hem te dwingen erin te kijken. Daarnaast is het belangrijk om te accepteren dat de dwangstoornis er nu eenmaal is. Dan kan de weg naar het zoeken van hulp en herstel worden ingeslagen.

Geef niet toe

Probeer de persoon achter het rookgordijn van symptomen te blijven zien. Hoe moeilijk ook: bekritiseer het zieke gezinslid niet om zijn dwang, maar wees positief over hem en over de kans op herstel. Moedig kleine stapjes vooruit aan en accepteer tegenslagen.

Doe niet mee aan de dwanghandelingen en geef niet toe aan de obsessies. Functioneer ook niet als een stand-in voor de persoon met dwang. Op den duur zal de persoon met de dwangstoornis minder behoefte hebben om eeuwig een beroep op de ander te doen. Zeker als hij zich ook meer heeft verdiept in zijn ziektebeeld en beseft dat de weigering van de ander om toe te geven aan de grillen van de dwang juist leidt tot herstel. Hij moet zich gaan realiseren dat het medegezinslid door het ‘niet helpen’ juist helpt. Er is dan ook geen enkele reden dat iemand zich schuldig zou moeten voelen bij ‘niet mee-dwangen’.

Therapie loont

Probeer de persoon met dwang niet te veranderen of te dwingen hulp te zoeken. Therapie loont, maar soms is iemand nog niet aan behandeling toe of verzet hij zich ertegen. Dat kan om uiteenlopende redenen zijn.

Iemand kan ontkennen een dwangstoornis te hebben, de ernst ervan niet inzien, of niet meer geloven dat hij beter kan worden. Ook kan er angst spelen dat een behandeling de zaak alleen maar erger maakt. Iemand kan bijvoorbeeld zo bang zijn dat hij zijn ziekelijke gedachten ooit zal uitvoeren, dat hij behandeling van de dwangstoornis weigert uit angst dat hij dan juist de dwanggedachten zal uitvoeren. Soms komt het voor dat iemand met dwang bepaalde voordelen haalt uit het ziek zijn (‘ziektewinst’), of dat hij de situatie zo oneerlijk vindt dat hij geen moeite meer wil doen om beter te worden. Ook komt mogelijk de angst om de hoek kijken dat hij als hij eenmaal hersteld is de verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt niet aan zal kunnen. Maar de wil om te herstellen kan ook ontbreken omdat er sprake is van een ernstige depressie of veel stress.

Straf iemand niet met boosheid, stilte of afwijzing om de dwang of bij weigering hulp te zoeken. Bied aan te ondersteunen bij therapie als en wanneer iemand dat wil. En boven al: concentreer je op je eigen leven en op je eigen doelen in het leven. Ondersteuning is goed, maar niet ten koste van jezelf.

Lichamelijke sensaties – de fysieke kant van seksuele obsessies

Seksuele obsessies komen vaak voor bij een Obsessieve Compulsieve Stoornis. Sommige studies hebben aangetoond dat zo veel als 25 procent van de OCD-patiënten te maken heeft met een soort van seksuele obsessie.

Wat de kwestie verder ingewikkeld maakt, is dat veel patiënten met seksuele obsessies een vrij vaak voorkomende neveneffect hebben, namelijk lichamelijke sensaties. Alsof het niet genoeg is dat patiënten met seksuele obsessies kwaadaardige en soms afwijkende gedachten van seksuele aard hebben, ervaren zij daarnaast ook nog lichamelijke sensaties.
Dit zijn fysieke sensaties in de lies-/voortplantingsorganen die optreden in combinatie met seksuele obsessies. Zij kunnen ervoor zorgen dat de patiënten geloven dat ze seksueel opgewonden worden door de inhoud van hun obsessies. Dit kan zich ontwikkelen tot een moment waar een patiënt gelooft dat hij aangetrokken is tot inhoud van zijn obsessies en overtuigd is dat dit los staat van de OCD.

Deze fysieke sensaties kunnen zijn een verhoogde hartslag, een gevoel van opwinding, gedeeltelijke of volledige erecties, verhoogde lubricatie bij vrouwen en orgasme. Ze kunnen worden omschreven als een beweging-, tinteling- of zwelling sensatie. Het komt voor bij mannen en vrouwen.

“Normaal gesproken is dit een geconditioneerde fysiologische reactie in de primitieve thalamus van de hersenen die seks gewoon ziet als seks, en niet de gedachte aan seks identificeert als seks met een persoon” zegt Wikipedia. “Dit is over het algemeen niet een indicatie voor je eigen persoonlijke wensen.”

Het hebben van een lichamelijke sensatie kan verwarring en onzekerheid veroorzaken bij de patiënt, die foutief kan geloven dat de fysieke sensaties een betekenis hebben. Een patiënt kan hierdoor verward raken of de fysieke sensaties door de OCD worden veroorzaakt of een indicatie zijn dat hij/zij opgewonden raakt door de inhoud van zijn/haar obsessies.

Seksuele obsessies leiden tot seksuele gedachten en de aanwezigheid van dergelijke gedachten kunnen lichamelijke sensaties veroorzaken doordat de gedachten seksueel van aard zijn, of dit nu gewenst of obsessief is.

Het is een mythe dat lichamelijke sensaties een voorkeur aanduidt voor wat de patiënt denkt of ervaart in zijn omgeving op dat moment. Dergelijke lichamelijke sensaties kunnen op elk moment optreden. Een patiënt kan naast een boom staan en een sensatie krijgen, dit geeft niet aan dat de patiënt seksuele voorkeur voor een boom heeft. Bovendien is het gevoel van een sensatie in de buurt van een persoon van hetzelfde geslacht niet noodzakelijkerwijs een voorkeur voor die van hetzelfde geslacht.
Sommige patiënten geloven dat ze lichamelijke sensaties moeten ervaren in relatie tot de mensen waar ze zich tot aangetrokken voelen. Als voorbeeld kan een heteroseksuele man geloven dat hij sensaties moet ervaren wanneer hij vrouwen ziet. Dit is gewoon niet het geval. Mannen krijgen niet direct erecties elke keer als ze een vrouw zien en vrouwen gaan niet elke keer blozen als ze een goed uitziende man zien. Dit is gewoon niet de manier waarop mensen werken.

Paradoxaal genoeg hebben de patiënten met seksuele obsessies meer aandacht voor lichamelijke sensaties en richten zich ook meer op de sensaties. Dit leidt tot het controleren van lichamelijke sensaties en het dwangmatig proberen deze niet te ervaren, wat weer leidt tot meer lichamelijke sensaties. Bovendien zal het waarschijnlijk nooit gebeuren dat er lichamelijke sensaties plaatsvinden wanneer de patiënt wil dat ze plaatsvinden.

Patiënten kunnen lichamelijke sensaties krijgen als ze denken aan het geslacht dat tegengesteld is aan wat zij als gewenst zien, wanneer er gedachten of beelden van afwijkende of ongewone seksuele activiteit opkomen en tijdens obsessies waarbij kinderen of dieren betrokken zijn.

Er zijn verschillende cognitieve vervormingen te zien bij patiënten met seksuele obsessies die lichamelijke sensaties ervaren:

  • Alles of niets denken – Als er een sensatie is, moet er geassocieerd worden met wat ik denk op dat moment of wie er in de buurt is op dat moment.
  • Overdrijven van gedachten – Ik voelde iets daaronder. Dat is hetzelfde als helemaal geil worden van iemand.
  • Het ontbreken van bewijsmateriaal – Ik had een lichamelijke sensatie terwijl ik aan het wandelen was, maar dat is niet hetzelfde als een lichamelijke sensatie bij mensen, wat altijd seks betekent.
  • Perfectionisme – De enige keer dat ik lichamelijke sensaties moet hebben is wanneer ik ze wil.

Sommige dwanghandelingen die verband houden met lichamelijke sensaties omvatten:

  • Onderzoek/Googelen naar informatie over lichamelijke sensaties en hun relatie tot de inhoud van seksuele obsessies.
  • Fysieke controle van het liesgebied om groei of andere veranderingen te meten.
  • Mentaal herzien van de betekenis van een lichamelijke sensatie om te bepalen of het een product van OCD is of een andere reden heeft.
  • Controleren of de sensaties zich voordoen in aanwezigheid van een trigger zoals een bepaald persoon, beeld of gedachte.

Lichamelijke sensaties bij patiënten met OCD moeten worden genegeerd. In de context van OCD betekenen ze niets. Het juiste antwoord op hen is om hen te negeren naar het beste van je vermogen en verder te gaan met je dag. Hoe minder je je richt op hen, hoe minder ze je zullen storen.

Translated from
Groinal response – the physical side of sexual obsessions

We like to thank OCD Life for permission to publish this translation. We also like to thank our translators for making this information available in Dutch.