Skip to main content

Archieven: Deskundigen

25 tips voor het opvoeden van jouw kind met Angst of OCD

Als jij een ouder of verzorger bent van een kind dat worstelt met angst of OCD, dan zijn deze tips voor jou bedoeld.  Bewaar deze tips, bekijk ze af en toe en deel ze met de andere naasten van je kind.

  1. Ouders, onthoud alsjeblieft: jij bent niet het probleem… Maar jij bent een groot deel van de oplossing. Kijken naar je kind dat lijdt aan angst kan pijnlijk, frustrerend en verwarrend zijn. Elke ouder heeft zich wel eens afgevraagd of zij de oorzaak zijn van de worstelingen van hun kind. Besef hoe invloedrijk en positief jij kunt zijn in het herstel van je kind. Dat is de eerste stap om ze de juiste zorg en ondersteuning te geven.
  2. Je bent niet de enige. Of het nu gaat om een steungroep, sociale media of plaatselijke en landelijke instellingen, samen ben je sterker. Het vinden van andere zorgverleners die kinderen met angst en OCD hebben, kan je helpen contact te maken met hulpbronnen, om een gevoel van gemeenschap op te bouwen en om te beseffen dat je niet alleen bent – en je kind ook niet.
  3. Het is OK om niet OK te zijn. Het is een van de moeilijkste lessen voor ons om te leren, en het is iets waar angstspecialisten echt in geloven. Als je  kinderen de boodschap geeft dat hun meltdowns of angstaanjagende momenten betekenen dat er iets mis is, blijven ze vastzitten in hun valse alarmen. Je kunt hen acceptatie leren door hen te laten weten dat het oké is om niet oké te zijn. Hetzelfde geldt voor jou: het is oké om als ouder niet oké te zijn.
  4. Wees je er bewust van hoe je eigen stress invloed heeft op je  opvoedingsstijl en op je toekomstverwachting.. Hoewel je prachtige momenten met je kind zal meemaken, kan het opvoeden van een kind met angst of OCD loodzwaar zijn. Als je merkt dat je je gefrustreerd voelt, neem dan een pauze. Leg je kind uit dat je graag wil helpen en dat je denkt dat je dat niet kunt zonder een pauze te nemen. Dit maakt je geen slechte ouder, het maakt je sterker en geeft je de kans om gezonde probleemtolerantie te ontwikkelen.
  5. Als je ergens vertrouwen in hebt, dan kan je dat uitstralen én je kan het zeggen. De wetenschap is er duidelijk over: het is cruciaal om het vertrouwen over te brengen dat je kind zich staande kan houden en zijn talenten kan gebruiken. Bovendien worden je reacties en gedragingen vaak luider gehoord dan je woorden. Angstige kinderen besteden extra aandacht aan non-verbale signalen omdat ze voortdurend letten op bedreigingen en risico’s. Door hun gevoelens en hun vermogen om ermee om te gaan te onderkennen, in plaats van de uitkomst waarvoor ze bang zijn, benadruk je veerkracht en onafhankelijkheid.
  6. Leer je kind te leven met angst, zonder angstig te zijn. Iedereen kan profiteren van copingvaardigheden, meditatie, rustige ademhaling en gezonde afleiding op het juiste moment; Maar weet dat effectieve behandeling en onderhoudsbehandeling tegen angsten zich richten op het onder ogen zien van die angsten en leven met onzekerheid. Helaas werken ontspannings- of afleidingsactiviteiten alleen op korte termijn en kunnen ze het idee versterken dat de emotionele ervaring te moeilijk was. Dit zal leiden tot vermijding of escapisme, waardoor je kind in hetzelfde cirkeltje blijft.
  7. Ken het verschil tussen ‘eng veilig’ en ‘eng gevaarlijk’. Angstbehandeling en -management is niet gericht op het afsluiten van onze angstcentra, maar eerder op het herijken van de valse alarmen van het angstige brein. Een kind helpen deze niet-gevaarlijke situaties te herformuleren als “eng, maar veilig” biedt een basis die hen leert om zich in situaties te begeven waarin ze normaal gesproken zouden bevriezen of vastlopen, of die ze zouden  vermijden.
  8. Wees er op voorbereid dat je kind een conflict met jou kan gaan zoeken, maar weet dat het jouw taak is om te de-escaleren. Het enige wat angst en OCD willen is zekerheid ofwel eenduidigheid. Hoewel ouder-kind conflicten veel voorkomen, voedt het angstige brein zich met conflicten omdat conflicten ALTIJD eindigen. Het eindigt niet altijd vriendelijk of onmiddellijk, maar het eindigt altijd. Het gebruik van straf op momenten dat OCD of angst oplaait, geeft aan dat dit moment de schuld van je kind is, terwijl je in tegenovergestelde teams wordt geplaatst. Wanneer je toegeeft aan je behoefte om het conflict te escaleren of om te straffen, wint de OCD of de angst. Jij en je kind verliezen.
  9. Onderschat niet het belang van psycho-educatie. Wanneer ouders op de eerste afspraak komen met de behandelaar,, dan zijn ze begrijpelijkerwijs vaak op zoek naar een snelle oplossing. De eerste paar gesprekken beperken zich echter bewust tot  psycho-educatie van jou en jouw kind over angst of OCD. Het is van cruciaal belang om de ins en outs van lichamelijke reacties, valse alarmen, rituelen en vermijding te leren. Zie het belang daarvan niet over het hoofd en haast je er niet doorheen. Psycho-educatie ís de eerste behandelfase.
  10. Weet waar je voor vecht. Je bent bezig om je  kind te helpen om gezonde doelen te identificeren, en op waarden gebaseerd gedrag, dat past binnen zijn of haar kijk op de wereld. Dat besef houdt iedereen gefocust en gemotiveerd wanneer de tijden moeilijk worden.
  11. Leer het jargon van een angstspecialist, te beginnen met de GROTE drie: T’s, O’s en C’s.
    • T’s zijn de Triggers. Triggers zijn de interne of externe dingen die ons storen; T’s lokken de eerste angstreactie uit. Bijna elke gedachte, elk ding of elke ervaring kan een trigger zijn.
    • O’s (die ook F’s kunnen zijn) vertegenwoordigen Obsessies of Fears (Angsten). Dit zijn de zorgen, beelden, gevoelens, overtuigingen, of fysieke sensaties die ongewenst, onbedoeld zijn en de persoon nerveus, schuldig, angstig, walgend en meer maken.
    • C’s (die ook R’s of SB’s kunnen zijn) worden Compulsies, Rituelen of Safety Behaviors  (Veiligheidsgedrag) genoemd. Dit zijn opzettelijke acties en gedachten (de laatste worden mentale rituelen genoemd) die worden gebruikt om angst tijdelijk te bezweren. Deze acties zijn de brandstof die de angst of OCD in stand houdt.
      Het kennen van het verschil tussen een T, O of C is fundamenteel voor een kind (en de ouder) om inzicht te krijgen en een beter begrip te hebben van wat er door de behandeling wordt aangepakt.
  12. Rituelen, dwanghandelingen en Safety Behavior zijn er in vele vormen – laat je niet misleiden. Zorgen en obsessies zijn een probleem, maar het probleem bestaat uit vermijding, dwanghandelingen, rituelen en Safety Behavior. Bij OCD en angststoornissen is het probleem niet de inhoud van de zorgen, maar de repetitieve cyclus van eindeloze acties (mentaal of gedragsmatig). Het benoemen en verminderen van rituelen is van cruciaal belang voor je kind om te slagen in het beheersen van angst of OCD.
  13. Mentale rituelen zijn geen obsessies. Hoewel je je kind deze onzichtbare rituelen niet kunt zien doen, hebben mentale rituelen (MR) hetzelfde effect als dwangmatig handen wassen, controleren, biechten of andere waarneembare rituelen: ze houden je kind vast. Voorbeelden  van MR zijn het overmatig herhalen van woorden in hun hoofd of het herhalen van gebeurtenissen in hun geest, het overmatig monitoren van hun lichamelijke reacties, zich afvragen of ze verkeerd werden begrepen en vele andere mentale acties die worden gebruikt om negatieve gevoelens te verminderen die verband houden met de kernangsten. Het benoemen en verminderen ervan kan moeilijk zijn, maar met vaardigheden en oefening zal het helpen de cyclus van repetitieve mentale acties te doorbreken.
  14. Family Accommodaties (FA), ofwel aangepast gedrag in het gezin, houden het gezin gevangen. Family Accommodaties zijn de acties, gebaren of verklaringen die we als liefhebbende gezinsleden gebruiken om een angstig kind te redden van onzekerheid of verdriet. Meer dan 90% van de gezinnen met angstige kinderen meldt dat ze FA aanbieden. Hoewel het hun bedoeling is om het leed te stoppen, maken deze acties het probleem eigenlijk erger en tevens raken gezinsleden uitgeput en voelen ze zich gemanipuleerd. Het is van belang om FA te identificeren en ermee te stoppen. Dat is een van de eerste en belangrijkste stappen om de cycli te veranderen die ouders onbewust aangaan met hun angstige kinderen.
  15. Reassurance Seeking (RS) ofwel Geruststelling Zoeken is een lastig onderwerp. Wanneer je kind nieuwsgierig is, dan is het prima als hij of zij vragen stelt om dingen te weten te komen. Maar wanneer je kind vastloopt, zijn eigen angstaanjagende gedachten gelooft of geen manier kan vinden om onzekerheid te accepteren, dan zijn die geruststelling zoekende vragen de snelste manier om door dat moment te komen. Daardoor ontstaat een (ongewenste) rituele cyclus. Als ouder is het moeilijk om onderscheid te kunnen maken tussen RS en echte vragen, dus ga er in een actieve fase van de behandeling met je kind van uit dat de meeste vragen rond onderwerpen die zijn of haar angsten triggeren, niets meer zijn dan RS.
  16. Het benoemen van de OCD of het “zorgenmonster” kan jou en je kind bij elkaar brengen. Door de zorgen van je kind een naam en een soort persoonlijkheid te geven, kunnen ze er afstand van nemen en tegelijkertijd een gemeenschappelijke vijand creëren die je samen kunt bestrijden. Het aanmoedigen van een bespreking van de zorgen van je kind, in beperkte doses, kan nuttig zijn. Maak een dagelijkse “Worry Time” die ongeveer 5-10 minuten duurt, indien nodig. Het negeren van zorgen helpt niet, dus het creëren van een zorgmonster of een dergelijk wezentje kan je kind helpen de zorgen te erkennen zonder zich er aan over te geven
  17. Geef ruimte aan corrigerende ervaringen. Je kind is veerkrachtiger dan je zou denken! Als we ze redden van “eng veilige” ervaringen (zie punt 7), dan beroven we ze van het vermogen om hun eigen moed en veerkracht te ervaren.
  18. Hoewel alle overtuigingen gedachten zijn, zijn niet alle gedachten overtuigingen. Bij sommige angstthema’s kan de inhoud taboe, beschamend of pervers aanvoelen. De meeste mensen hebben dit soort gedachten, of ze het nu toegeven of niet, maar er is vaak aanzienlijke schaamte aan verbonden. Een open discussie over deze moeilijke onderwerpen is validerend, normaliserend en vergroot een gevoel van hoop en acceptatie. Het accepteren van de aanwezigheid van gedachten die schaamte of walging oproepen, is niet hetzelfde als ze onderschrijven of ernaar handelen.
  19. Alle gezinsleden worden beïnvloed door de angst / OCD van dat ene kind. Als er andere kinderen of familieleden in huis zijn, hebben de O’s en C’s van je kind ook invloed op hen. Dit geeft je de kans om een open familiegesprek te voeren over het OCD- of het angst-plan met alle gezinsleden. Het zal ruimte creëren voor vragen of zorgen en het zal duidelijk worden of iemand anders in het gezin ondersteuning nodig heeft in het proces om je kind de juiste zorg en ondersteuning te geven.
  20. Een angstig brein werkt niet altijd goed, dus wees bereid om je kind aan te moedigen het tegenovergestelde te doen van wat zijn gevoel ingeeft. Zelfs als er geen gevaar aanwezig is, reageert het angstige brein nog steeds op de vlucht-angst-bevriezingsreactie. Hersenchemie verleidt ons om acties te ondernemen die niet alleen nutteloos zijn, maar ook meer problemen veroorzaken. Wees klaar om je kind te ondersteunen bij het nemen van beslissingen die tegengesteld lijken aan wat voelt als het juiste om te doen. Met voldoende oefening wordt dit gemakkelijker.
  21. Exposure Therapie (blootstellingstherapie) is niet schadelijk. In feite is het de meest effectieve behandeling voor OCD en de meeste angststoornissen. Er zijn allerlei prima therapeuten en therapiebenaderingen voor kinderen, maar als jouw kind OCD of angst heeft, zoek dan een therapeut die deskundig en getraind is in Exposure en ResponsPreventie (ERP). Dat is een effectieve behandeling voor de problemen van je kind. Exposure Therapie is niet alleen veilig, het is ook de meest evidence-based behandeling voor angststoornissen en OCD.
  22. Overweeg om er ook medici bij te betrekken. Medicatie kan een effectief onderdeel van de behandeling zijn wanneer angst of OCD ernstig is of vaak vóórkomt. Raadpleeg de artsen van je  kind over medicatieve behandelingsopties en deel openlijk je bedenkingen tegen medicatie met hen. In bepaalde situaties verdwijnt de OCD of de angst zó snel, bijna uit het niets, dat het kan wijzen op een onderliggende medische aandoening. Dit kan een medische evaluatie en behandeling nodig maken voordat psychotherapie wordt gestart.
  23. Zoek grote en kleine successen en prijs je kind daarvoor. Prijs ook het geduld en mededogen dat jij en andere familieleden aan je kind geven. Frustratie en vermoeidheid zijn te verwachten, dus zoek naar die kleine overwinningen en doorbraakmomenten van je kind en van jezelf.
  24. Wees klaar om opvoedingsvaardigheden en ERP toe te passen bij nieuwe OCD-problemen. Gedurende iemands jeugd veranderen angsten en OCD van vorm en ze uiten zich dan als het volgende “thema van de week”. De meeste vaardigheden die jij en je kind hebben geleerd, zijn ook van toepassing op nieuwe thema’s die zich voordoen. Denk niet dat elke crisis een compleet nieuw plan vereist. Wanneer je achter elk nieuw symptoom aan gaat, zal het gaan lijken op een spelletje “whack a mole”. Het is te verwachten dat de symptomen geleidelijk of abrupt veranderen, dus wees voorbereid.
  25. Er is een aantal belangrijke ingrediënten voor het effectief behandelen van pediatrische OCD of angst, of jouw kind nu een therapeut ziet of niet. Jouw taak als ouder of verzorger is om een plan te bieden dat jou, je kind en je gezin de beste kans geeft om de controle terug te nemen. Het onder ogen zien van angsten, het tolereren van angst, het leven met onzekerheid en het nemen van actieve stappen die zijn afgestemd op je gezonde waarden is het hele pakker dat nodig is om de angsten te verslaan, maar het vergt wel oefening en geduld. Neem moedige acties met je kind, gebruik humor wanneer dat gepast is en wees medelevend naar jezelf en je kind in het proces van het samen verslaan van angst. Dat kan jij!

Vertaald vanuit het Engels

By Josh Spitalnick, PhD, ABPP, and Marti Munford
UPC
Published in OCD newsletter, Volume 36 Issue 1, Spring 2022
International OCD Foundation

Weer baas in eigen hoofd

Sanne, een 14-jarig meisje, wordt aangemeld met dwanggedachten en dwanghandelingen. Dat is op zich uiteraard geen uitzondering bij het Dwang Angst en Tics expertisecentrum van de Bascule. Maar bij Sanne is iets aan de hand wat we niet zo vaak zien: Sanne heeft last van dwangbeelden.

Sinds ze een enge film heeft gezien, ziet ze nare beelden daaruit meerdere keren per dag voor zich. Ze is erg bang voor die beelden, wordt er onrustig van en heeft er geen controle over. Om de beelden weg te krijgen, doet ze dwanghandelingen, bijvoorbeeld dingen meerdere keren aantikken. De beelden zijn dan even weg, maar kloppen vervolgens alweer snel aan. Ik heb nog niet eerder zoiets behandeld. Hoe moet dat eigenlijk?

Een film maken

Mijn collega, Lidewij Wolters, zit tegenover me en ziet de vraagtekens in mijn ogen. Ik vertel haar over de beelden waar Sanne last van heeft. Lidewij vertelt me dat je nare beelden weg kunt krijgen door kinderen er hun eigen filmpje van te laten maken. Je maakt het kind de regisseur. Het kind kan dan zelf het filmpje goed af laten lopen. Op deze manier kan je het beeld veranderen in een fijn of grappig beeld. De techniek klinkt veelbelovend, maar zou het ook werken bij Sanne?

De beelden

Het eerste beeld waar Sanne over vertelt, is een kamer in een ziekenhuis. In de kamer staat een ziekenhuisbed, waarin een vrouw ligt die slangetjes heeft in haar neus en aan haar hand. De slangen zijn verbonden aan apparaten. De vrouw ziet er ziek uit.

Ik leg haar uit dat hoe harder ze probeert niet aan het beeld te denken, hoe meer ze er juist aan denkt. Het is daarom belangrijk dat we het beeld juist uitvoerig bekijken en vervolgens goed laten aflopen. Dan zal het minder snel terugkomen omdat het niet meer spannend is om aan terug te denken.

Ik vraag Sanne het beeld te tekenen. Ze tekent het bed, de kamer, de vrouw, alles wat ze ziet als ze het beeld voor zich haalt. Ik zie de onrust bij Sanne toenemen, ze is gespannen. Samen gaan we aan de slag met het veranderen van het vervelende beeld naar een fijn en grappig beeld. De vrouw krijgt een bloemetjesdeken. De slangetjes worden gevuld met citroenijs en limonade. En Spongebob blijkt in de kast verstopt te zitten en kan er elk moment uit springen om de vrouw in het bed te verrassen.

Ik zie de spanning bij Sanne zakken en de controle toenemen. Zij is de regisseur. Zij bepaalt hoe het beeld eruit ziet. Als zij wil dat er een Spongebob in de kast zit, dan zit er een Spongebob in de kast. Ik geef Sanne de opdracht mee om thuis op een rustig moment het beeld op te roepen en goed af te laten lopen.

De week daarna blijkt het beeld van het ziekenhuis op de achtergrond te zijn geraakt. Het oefenen is niet gelukt door een nieuw beeld waar ze last van heeft. Sanne vertelt dat ze afgelopen week naar een praatprogramma zat te kijken toen opeens een fragment werd getoond van de film The Exorcist. Voordat ze het wist had ze het fragment al gezien. Sindsdien komt een beeld daaruit elke minuut wel een keer in haar hoofd. Het is het engste beeld tot nu toe.

We beginnen met het oproepen van het beeld. Sanne beschrijft een meisje , wat in bed ligt. Ze is erg lelijk. Ze heeft een oud en eng gezicht. Ze heeft groene kots bij haar mond. Sanne beschrijft de kamer, de kleding, alles wat ze weet. Dan geef ik haar de opdracht om het beeld goed af te laten lopen. Ze vindt het lastig om hiermee te beginnen, maar met een aantal voorbeelden komt ze op ideeën. Ze bedenkt zelf dat het meisje een blauw drankje drinkt waardoor ze nooit lelijk is geworden. Daardoor heeft het meisje een lang leven waarin ze mooi en knap is.

De volgende week dat ik Sanne zie, heeft ze geen last meer van het beeld. Door zich voor te stellen dat het meisje het blauwe drankje drinkt, ging het beeld weg. Het beeld is onbelangrijk geworden en klopt ook niet meer aan in haar gedachten. Ook hoeft ze geen dwanghandelingen meer te doen om het beeld weg te krijgen. Als ik haar vraag het beeld nog eens op te roepen, levert dit nog maar weinig spanning op. Ik sta versteld van hoe goed de techniek werkt en hoe snel ze het heeft opgepakt. We bespreken stap voor stap wat ze kan doen als er weer een eng beeld aanklopt in haar hoofd en beschrijven dit in een plan om terugval te voorkomen.

In de gereedschapskist

Tijdens deze behandeling is mij duidelijk geworden dat het oproepen en het goed laten aflopen van het beeld een doelgerichte en creatieve techniek is om dwangbeelden aan te pakken. Bij Sanne zag ik het gevoel van controle over haar gedachten tijdens de sessie terugkomen. Het is een techniek om te onthouden, omdat deze, eenmaal in je gereedschapskist, vaker toepasbaar is dan je denkt.
Bij de laatste afspraak vertelt de moeder van Sanne dat het broertje van Sanne een nachtmerrie had afgelopen week. Ze heeft samen met hem de nachtmerrie teruggehaald, beschreven en goed laten aflopen. Ook hier bleek de techniek te werken. Het aanpakken van deze beelden was voor Sanne en haar ouders hard werken. Maar het was de moeite waard want Sanne werd weer de regisseur over haar eigen doen en denken.

Sanne is een gefingeerde naam. Haar verhaal is in grote lijnen gebaseerd op het verhaal van een cliënt, met wie deze blogpost is afgestemd.

Vivian op de Beek

Waarom denk ik zulke vreselijke dingen?

Weleens geprobeerd voor de spiegel je haar te knippen? Je hand gaat dan steeds net de andere kant uit dan zou moeten.

Wat met de hand gebeurt als je voor de spiegel staat, gebeurt met onze gedachten voortdurend. Wil je ergens niet aan denken dan wordt je ernaar toe gezogen. Maar als je je ergens wél aan wilt denken dan dwalen je gedachten alle kanten uit.

Over het algemeen geeft dat geen grote problemen. Maar bij de dwangstoornis soms wel. Als er sprake is van obsessieve intrusies. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. Ik zal het uitleggen.

Intrusies

Intrudere betekent binnendringen en dat geeft precies aan wat er aan de hand is.
Er dringt een beleving in het bewustzijn die ervaren wordt als ongewenst en als niet eigen. Het betreft gedachtes, voorstellingen, beelden of impulsen met agressieve, zelfdestructieve, seksuele, racistische of godslasterlijke inhoud.

Ik noem een paar voorbeelden: je vingers in het stopcontact steken of je hand in een cirkelzaag doen (een draaiende!), mensen in het kruis grijpen, mensen likken, voor de trein duwen, over de reling springen, een baby uit het raam gooien, seks met kinderen, met dieren, iemand een glas in het gezicht duwen, gore taal uitslaan, je broek naar beneden doen in het openbaar, denken “ik wou dat oma doodging”, “kreeg mijn vader maar kanker”, “vuile rotturk”, “God is een vieze klootzak” etc.

Voor wie nog niet genoeg heeft: in het boek Het duiveltje van de geest van Lee Baer staat een lijst van 94 voorbeelden.

Niet eigen

Mensen kunnen vaak een goed onderscheid maken tussen belevingen die ze hebben en waar ze ook niet zo trots op zijn maar die ze wel als eigen ervaren in tegenstelling tot deze wezensvreemde belevingen.
Een man die veel last had van seksuele intrusies verwoordde het als volgt: “Ik heb zeker ook wensen, gevoelens, verlangens en impulsen waar ik niet trots op ben, maar die wel degelijk van mij zijn maar dit is niet mijn eigen ‘vuiligheid’”.

In de psychoanalytische theorie werden intrusies wel gezien als verdrongen wensen en impulsen. Deze benadering werkt averechts en is onjuist.
De meeste mensen hebben wel intrusieve gedachtes maar bij dwangpatiënten veroorzaken ze vaak ernstige onrust en ook diepe schaamte. “Wat bezielt mij om dit te denken?” Het is niet bekend of dat komt omdat de gedachtes krachtiger zijn of omdat er krampachtiger op wordt gereageerd. Wél is bekend, dat het tegengaan of neutraliseren van dit soort gedachtes ze juist versterkt.

Door je heen laten gaan

Het beste zou zijn als deze gedachtes ongehinderd door je heen flitsen. Het ene oor in en het andere oor uit als het ware. Als angst of weerzin deze ongehinderde doorgang door het bewustzijn bemoeilijkt, blijven ze voortdurend kwellend aanwezig.

Een goed begrip van wat een intrusie eigenlijk is, kan helpen er minder verkrampt op te reageren. Het zijn geen verborgen geheime wensen! Je kunt het zien als een stoorzender zoals je vroeger wel op de radio had. Je luisterde naar je eigen zender en opeens kwam er een rare (in mijn jeugd een Russische) buitenlandse zender doorheen. Zo moet je het zien, als ruis, niet je eigen muziek. Als losse gedachtenflarden. Maar waarom hebben we die dan?

Stel je voor

Er gaat voortdurend van alles in ons om waarvan we ons niet of nauwelijks bewust zijn. Daar zitten óók gedachtes bij die juist het tegendeel zijn van wat je wilt. Als we iets kwetsbaar vasthebben dan kan de beleving van gevaar worden geactiveerd: o jee, stel je voor dat ik het zou laten vallen. Stel je voor dat ik over de reling spring. Stel je voor dat ik zomaar iemand steek met een mes.

Die voorstelling dient eigenlijk als een soort waarschuwing om extra voorzichtig te zijn: “Pas op! Niet over de reling springen! Niet iemand voor de trein duwen!” In een column in het tijdschrift van de ADF stichting zegt professor Frits Boer: “Je moet dit soort intrusies eigenlijk omkeren. Wat ze brengen, wil je juist niet”.

Niet wegduwen maar opblazen

Je kunt proberen deze gedachtes van hun beschamende, verontrustende kant te ontdoen door dit besef. Het zijn losse flarden, geen verborgen wensen, niet je eigen muziek, stoorzenders, ruis. Iedereen heeft die wel eens heeft en jij misschien wat meer dan een ander. Soms helpt dit genoeg om er geen aandacht meer aan te besteden.

Wat in elk geval niet helpt, is ze weg te duwen. Als er geen aandacht aan besteden niet lukt, kun je proberen ze op te zoeken en soms zelfs uit te vergroten. Opblazen als het ware. Je gaat je intrusie juist helemaal uitwerken. Of je denkt aan de vreselijkste dingen die je maar kunt bedenken. Je stelt je bijvoorbeeld voor dat je juist allemaal mensen voor de trein duwt.

Het is net als met spoken. Als je de moed vindt je om te keren in plaats van weg te rennen en je kijkt er goed naar, dan is het niet meer dan een laken met lucht. Spoken zweven boven de grond. Ze hebben geen voeten in de aarde. Het zijn mistige nevels, die niet echt een afdruk achterlaten in de aarde. Het heeft eigenlijk niks om hakken.

Hulp zoeken?

Het advies hierboven hoe ermee om te gaan, geldt natuurlijk alleen als je weet dat het obsessieve intrusies zijn.
Lee Baer noemt in zijn boek “Het duiveltje van de geest” nog meer nuttige tips. Maar hij noemt ook een paar situaties waarin je niet alleen zonder hulp aan de slag moet gaan. Sowieso is het vaak beter bij meer uitgesproken obsessieve intrusies hulp te zoeken. Zeker als het al langer duurt.

Dus van je intrusies moet je je niks aantrekken en met je dwanghandelingen moet je stoppen. Makkelijk gezegd, maar moeilijk gedaan. Om erachter te komen hoe je dat voor elkaar krijgt is er nogal eens professionele hulp nodig. Dan nog is het niet altijd eenvoudig, maar met goede hulp is vaak zeker verbetering te bereiken.

Schaamte weerhoudt mensen er vaak van om hulp te zoeken. Begrijpelijk, maar wacht alsjeblieft niet te lang. Dwang gaat niet vaak vanzelf over. Hoe langer je het probleem probeert op te lossen door deze gedachten tegen te gaan, hoe sterker ze worden.

Michiel

Elke goede behandelaar zal direct herkennen dat het obsessieve intrusies zijn en kijkt er helemaal niet raar van op. Ik merk vaak dat het een enorme opluchting is te horen dat het een heel bekend verschijnsel is, dat er méér mensen zijn die er last van hebben en dat het géén eigen wensen zijn, maar stoorzenders.

Op onze website vind je een lijst van gespecialiseerde behandelcentra en ook patiëntenvereniging ADF stichting (Angst, Dwang en Fobie) kan je verder helpen.

Iemand die de stap heeft durven zetten om hulp te zoeken en er openlijk voor uit te komen door zélfs mee te werken aan het televisieprogramma “Levenslang Met Dwang” is Michiel. Lees zijn gastblog Met het mes op de keel voor een kijkje achter de schermen.

Menno Oosterhoff

Seks met dieren

Toegegeven, de titel van deze blog is vooral gekozen om uw aandacht te trekken. Maar het is voor een goed doel, namelijk meer bekendheid geven aan een uiterst nare aandoening. Zodat mensen die daar last van hebben weten wat er aan de hand is. U hoeft zich geen zorgen te maken. Dat uw aandacht wordt getrokken door een titel met het woord seks erin is heel normaal. Zo werkt ons brein.

Kwellende gedachten

Maar bij sommige mensen wordt hun aandacht getrokken op een manier die niet normaal is. Dat is vaak uiterst kwellend. Ik heb het over indringende gedachten (intrusies) die zich aan het bewustzijn opdringen met ongewilde seksuele, agressieve of godslasterlijke inhoud.

Ik wil direct zeggen dat het niet gaat om verdrongen verlangens. Een man zei hierover:”Ik heb ook wel verlangens en impulsen waar ik niet trots op ben, maar dat is mijn eigen ‘vuiligheid’. Deze opgedrongen gedachten voelen niet als van mijzelf.”

Het zijn geen impulsen, maar voorstellingen van impulsen. Het zijn geen dingen waar je zin in hebt, maar juist dingen waar je weerzin tegen hebt. En toch dringen ze zich aan je op.

Voorbeelden

Vergeef me, dat ik even plastisch word maar anders draaien we er maar omheen. Een aantal voorbeelden.

  • Je hand in de draaiende cirkelzaag doen.
  • Je ontbloten in het openbaar.
  • Mensen in het kruis grijpen.
  • Iemand een gebroken glas in het gezicht duwen.
  • Je baby uit het raam gooien.
  • Denken over God die masturbeert.
  • Iemand voor de trein duwen of opzettelijk aanrijden.
  • Denken: ik wou dat oma doodging.
  • Denken: kreeg mijn vader maar kanker.
  • Denken: vuile rotturk.
  • Het stuur van de auto omgooien als je 120 km/h rijdt.

Associaties

Iedereen heeft wel eens zulke gedachten, maar niet bij iedereen wordt het een obsessie die je niet meer van je af kunt zetten. Obsessieve intrusies komen voor bij ongeveer 20-30 procent van de mensen met een dwangstoornis.

Ooit had ik een man onder behandeling, die bij alles wat hij zag meteen associaties had met seksuele handelingen. Als hij ergens kinderkleding aan een waslijn zag hangen, dan moest hij denken aan seks met kinderen, als hij langs een begraafplaats liep, dan dacht hij aan seks met lijken en als hij een dier zag dan drong de gedachte aan seks met dieren zich aan hem op. Hij leed hier vreselijk onder. Hij voelde zich innerlijk besmeurd en twijfelde erg aan zichzelf. “Wat ben ik voor verachtelijk wezen, dat ik dit soort dingen denk.” Als hij erover praatte dan ging hij door de grond van schaamte. Mensen kunnen echt radeloos worden van zulke intrusies en zich vreselijk schuldig voelen.

Pedoseksuele OCD

Dat geldt ook zeker als het gaat om voorstellingen over seks met kinderen. Dit wordt wel p-OCD genoemd, pedoseksuele OCD. Met pedoseksualiteit heeft het niets te maken. Het gaat niet om iets wat iemand wil. Het gaat om dwangmatig moeten denken aan wat je niet wilt. Dat moeten denken van iets wat je niet wilt, speelde ook bij een jongen van 12 jaar, die voorstellingen had van seks met zijn moeder.

Drempel om hulp te zoeken

Waarom dit soort wezensvreemde gedachten, die iedereen wel eens heeft, bij sommigen tot zo’n kwelling worden, weten we niet. Misschien zijn de intrusies bij hen veel intenser of misschien reageren ze er angstiger op. Want juist als je iets beslist niet mag denken, kun je het moeilijk uit je hoofd zetten. Maar het is ontzettend moeilijk om je niks van dit soort gedachten aan te trekken, zeker als je niet weet dat het stoorzenders zijn, geen eigen verlangens. En dan nog is het ontzettend moeilijk om er op de juiste manier mee om te gaan. We zeggen wel: er flitste iets door me heen en dat is precies wat er met dit soort gedachten moet gebeuren. Het ene oor in en het andere weer uit. Het moet ongehinderd passeren, zonder dat meteen het hele systeem op tilt slaat. Want dan verkramp je en kan de gedachte ‘er niet meer door’.

Meestal hebben mensen hierbij hulp nodig in de vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT) en/of medicatie. Maar om die hulp te zoeken moeten ze over een enorme drempel heen. Daarbij kan het helpen als iemand weet wat er aan de hand is en dat hij/zij niet de enige is. Daarom is deze blog geschreven.

Leestips

Een goed boek hierover is Het duiveltje van de geest van Lee Bear.

In de blog De eenzaamheid van seksuele dwanggedachten spreekt een patiënt zich uit over welke intrusies hem kwelden.

 

Menno Oosterhoff

Meedwangschaal

Meedwangen betekent dat gezinsleden de dwangpatiënt behulpzaam zijn bij zijn of haar dwang. Zo kan een gezinslid helpen bij het douchen, waardoor de duur ervan korter wordt. Meedwangen helpt echter niet echt om de dwang te bestrijden en zorgt voor veel stress bij gezinsleden zoals partners, ouders, kinderen, broers en zussen.
Het meedwangen wordt ook wel accommoderen genoemd en in 1999 hebben Calvocoressi e.a. de Family Accommodation Scale (FAS) ontworpen, een test om de mate van meedwangen in kaart te brengen. Deze Amerikaanse test heb ik in het Nederlands vertaald. Voor de herkenbaarheid heb ik het de ‘Meedwangschaal’ genoemd.

We hoeven de test niet meteen helemaal door te nemen. We kunnen dat ook beetje bij beetje doen en herkenbare onderdelen opzoeken. We zullen dan merken dat deze schaal een uitstekend inzicht geeft in wat er allemaal onder meedwangen wordt verstaan. Ook geeft het ons inzicht in ons meedwangen als we een gezinslid hebben die een dwangstoornis heeft. Maar het zal de dwangpatiënt zelf ook verbazen wat binnen zijn gezin allemaal voor hem gedaan wordt of “moet” worden.

Eerste gedeelte

In het eerste gedeelte van de meedwangschaal geven de gezinsleden aan wat de symptomen van de dwangpatiënt zijn zoals smetvrees en controledwang. In het tweede gedeelte wordt door de gezinsleden aangegeven wanneer en in welke mate zij participeren in het dwanggedrag van hun ziek gezinslid. Hierbij kan het gaan om geruststelling, rituelen bijwonen, bewust bepaalde dingen niet zeggen, deelnemen aan dwanghandelingen en het overnemen van verantwoordelijkheden.

In het eerste gedeelte van de test worden de obsessies en compulsies genoemd.
De obsessies worden ingedeeld volgens letsel of schade toebrengende obsessies: smetvrees, seksuele obsessies, verzamelzucht, religieuze obsessies, obsessies voor symmetrie en nauwkeurigheid, lichamelijke obsessies en verschillende obsessies zoals een sterke behoefte om dingen te herinneren of obsessieve gedachten over gelukkige of ongelukkige getallen.

Bij compulsies betreft het schoonmaak- en wascompulsies, controlecompulsies, repeterende rituelen, telcompulsies, compulsies om te ordenen of te rangschikken, verzamelzucht en verschillende compulsies zoals ritueel bidden of de behoefte om dingen aan te raken.

Tweede gedeelte

In het tweede gedeelte geeft het gezinslid aan waarin deze het gedrag accommodeert. Het betreft het geruststellen, het gadeslaan van rituelen, het wachten totdat de rituelen zijn afgerond, het zich onthouden om dingen te zeggen of te doen, het deelnemen aan rituelen of gedragingen, het faciliteren van compulsies en van vermijding, het tolereren van vreemd gedrag of verstoringen van het huishouden, het helpen met activiteiten van het dagelijks leven of het helpen met eenvoudige beslissingen, het overnemen van verantwoordelijkheden en het wijzigen van gezinsroutines.

Inzicht

De meedwangschaal geeft inzicht in de houding van gezinsleden tegenover hun ziek gezinslid. Ook de patiënt zelf krijgt meer inzicht krijgen in zijn eigen ziektebeeld. Het gevolg hiervan is dat gezinsleden een rol kunnen gaan spelen bij de herstelkans zodat steeds vaker gezinsleden actief worden betrokken bij de therapie van hun ziek gezinslid.

De test wordt afgenomen door een ervaren interviewer, maar we kunnen natuurlijk zelf al een kijkje nemen over welke onderwerpen het gaat. Bekijk hier de Meedwangschaal.

Jan van Ingen Schenau

 

Je baby uit het raam gooien

Vanochtend reed ik bij het passeren van een wegafzetting naar de verkeersregelaar toe die het tegemoetkomende verkeer tegenhield. Ik zag hem op de rug. Even flitste de gedachte door me heen om vol op hem in te rijden. Ik zag hem al over de motorkap rollen. Voor de goede orde. Ik ben geen gewelddadig mens. Ik heb niks tegen verkeersregelaars. Ik was niet gehaast of geïrriteerd. En er is niks gebeurd.

Onschuldig

De meeste mensen hebben wel eens zulke gedachten. Gedachten over iemand voor de trein duwen, je hand in de draaiende cirkelzaag steken, mensen in het kruis grijpen, over de balustrade springen. Het zijn onschuldige gedachten of beter gezegd: het is onschuldig zulke gedachten te hebben. Het zijn geen verborgen wensen of verlangens die door onze psychologische afweer heen breken. Het zijn geen impulsen, maar voorstellingen van impulsen. Ze zijn het best op te vatten als waarschuwingen voor dingen die je niet moet doen. We noemen het intrusies: indringende gedachten.

De meeste mensen laten dergelijke intrusies ongehinderd door zich heen flitsen, maar sommige mensen kunnen er erg onder lijden. We weten niet of dat komt doordat zij ze vaker of sterker hebben of doordat ze er verkrampter op reageren. We weten wel dat het er niet beter op wordt als je iets per se niet mag denken.

Denk de komende minuut per se niet aan roze olifanten. U zult zien, dat dat niet lukt. Bij sommige mensen worden de intrusies een obsessie. Ze kunnen het niet van zich afzetten. Ze gaan daardoor erg aan zichzelf twijfelen: Wat ben ik voor iemand dat ik dit denk of wil? Ze worden bang dat ze het echt gaan doen en gaan situaties vermijden, nemen allerlei voorzorgsmaatregelen of denken er eindeloos over na hoe ze het kunnen voorkomen of de voorstellingen kunnen kwijtraken – vaak uren per dag. Dit zijn (mentale) dwanghandelingen – compulsies.

Perinatale OCD

Deze vorm van de dwangstoornis, de obsessieve compulsieve stoornis (met de Engelse afkorting OCD) kan bijzonder kwellend zijn. Dat geldt ook zeker voor een variant ervan: de obsessieve intrusie over je baby iets aandoen. Dit wordt wel perinatale, postnatale, postpartum of maternale OCD genoemd. Die laatste naam doet geen recht aan het feit dat het ook bij vaders kan voorkomen. Er is sprake van indringende voorstellingen over je kind uit het raam gooien, de keel doorsnijden of opzettelijk van de trap laten vallen. Met perinatale OCD kan ook obsessieve bezorgdheid over of obsessieve verantwoordelijkheid voor het welzijn van de baby bedoeld worden.

Ik moet erkennen dat ik niet veel patiënten gezien heb met dit beeld. Dat komt ook, omdat mensen wel uitkijken hierover te praten en er hulp voor te zoeken. Ze begrijpen zelf niet wat er aan de hand is, schamen zich verschrikkelijk en zijn bang dat hun kind bij hen vandaan wordt gehaald. Dat laatste is niet denkbeeldig, omdat bij een andere psychische aandoening, de postpartumpsychose, heel soms een moeders helaas wel haar kind iets aandoet.

Als je te maken hebt met iemand met een obsessieve angst om iets vreselijks te doen, dan is het moeilijk als professionals niet mee te gaan in die twijfel, zeker bij dit soort intrusies. Toch is het van essentieel belang, dat je als behandelaar uitstraalt dat er niks gaat gebeuren.

Meer bekendheid nodig

Een OCD-expert die honderden vrouwen met perinatale OCD heeft gezien, vertelde dat hij nog nooit had meegemaakt, dat iemand werkelijk overging tot handelen. Datzelfde staat ook op de website van de Amerikaanse OCD-stichting (IOCDF). De behandeling van een perinatale OCD is dus heel anders dan van een postpartumpsychose. Waar bij een psychose toezicht houden op de moeder nodig is, werkt dit bij een perinatale OCD juist averechts. Het is dus belangrijk een goed onderscheid te maken. Daarvoor is echter eerst nodig dat mensen überhaupt op de hoogte zijn van het bestaan van deze vorm van de dwangstoornis. De IOCDF geeft veel informatie in dit vertaalde artikel. In Engeland is zelfs een aparte stichting, voor deze problematiek. Maar in Nederland is nog erg weinig. Hoog tijd dat er ook in Nederland meer bekendheid komt over deze aandoening. Deze blog is daartoe een aanzet.

Menno Oosterhoff

Instincten

In de rubriek Wat ziet u? van Medisch Contact stond een röntgenfoto van de maag van een meisje van 15 met buikpijn.
 Na 34 jaar psychiatrie is mijn kennis van somatiek wat stoffig, dus vaak kan ik de trefzekere antwoorden van collega’s niet beoordelen. Maar dit keer wel. Vol bewondering las ik de reactie van huisarts Jongejan.

Een trichobezoar, ontstaan door inslikken van uitgetrokken haren (trichotillomanie).
Pats, boem. Geen woord te veel. Dit is het en zo komt het. Dat doen niet veel hem na. Dit moet kloppen!

Een bezoar is een vast lichaam in maag of darm. Thrix betekent haar. Dus een haarbal. Bekend van de kat, maar hoe komt een mens daaraan? Ook dit weet collega Jongejans. Door trichotillomanie (TTM), een onbedwingbare neiging haren uit te trekken, vaak dagelijks, soms vele uren per dag met kale plekken of afwezigheid van wimpers en wenkbrauwen toe. Vaak worden de haren na het uittrekken tegen de lip geduwd om te voelen en daarna doorgebeten en opgegeten. En zo kan heel soms zo’n haarbal ontstaan.

Wat kun je er aan doen?

Ik zag het jaren geleden in de kinderpsychiatrie voor het eerst. Bij kleine kinderen, vaak al beginnend voor het tweede jaar. Dan doe je er nog niet zoveel aan. Ja, handschoentjes aan in bed. Of een mutsje op. Maar na verloop van tijd komt de klad daar vaak in en dan gaat het weer mis. Ooit had een vader een even drastische als doeltreffende oplossing bedacht. Hij had zijn dochtertje helemaal kaal geschoren. De haartjes waren toen lange tijd te kort om uit te trekken. Ik herinner me niet dat ik hen weergezien heb, dus misschien dat ze niet weer is begonnen toen de haren weer langer waren. Maar het gaat op deze jonge leeftijd ook wel vaak spontaan over.

Dat geldt minder voor de variant die begint op latere leeftijd (8-14) jaar. Tot wanhoop van patiënt (en ouders) is het vaak een hardnekkige gewoonte, die je niet makkelijk af kunt leren. Professionele hulp is nogal eens nodig. Omdat ze vaak verwezen worden naar de dermatoloog zijn er nu een paar psychodermatologiepoli’s.

Oorzaak?

Verschijnselen als haren uittrekken, ernstig nagelbijten, dwangmatig aan oneffenheden van de huid pulken (skin-picking) komen vaak onbegrijpelijk over. Waarom doet iemand dat? Er is heel vaak geen duidelijk aanwijsbare oorzaak te vinden. Ja, spanning, maar dan nog. Waarom dan dit gedrag?
Iets begon me te dagen toen ik een keer zat te kijken naar een kat die zich waste. Het schoonmaken van zijn pootjes deed me heel sterk denken aan nagelbijten. Zou je nagelbijten, maar ook skin picking en trichotillomanie kunnen opvatten als een soort (afwijking in) pelsverzorging?

Wat daar goed bij zou passen is dat deze verschijnselen in het overgangsgebied zitten tussen de ticstoornis en de OCD. Net als veel tics zijn ze gericht op (verzorging van) het lichaam. Voorbeelden van dergelijke tics zijn keelschrapen, met de ogen knipperen en neus ophalen. Dit wordt wel ‘grooming behavior’ genoemd. Dit soort verschijnselen zien als een soort ontremd instinctmatig verzorgingsgedrag maakte het voor mij beter invoelbaar. Ook is er dan beter begrip op te brengen voor het feit dat het zo moeilijk is tegen te gaan. Instincten zitten diep in onze hersenen gebakken en daar ga je niet maar zo even tegenin. Ook al lijkt het ‘psychisch’.

Meer informatie vindt u hier:

Gepubliceerd op Medisch Contact op 29 oktober 2015.

Menno Oosterhoff

Ik weet nóóit of ik levend aankom

“Het is niet zo leuk, als je elke keer dat je weggaat het gevoel hebt dat je je kinderen voor het laatst ziet.” Ik hoor het hem nog zeggen. Mat. Berustend. Of misschien is moedeloos een beter woord: “Maar wat kun je eraan doen?” Haast verontschuldigend voegde hij er als verklaring aan toe: “Ik weet nooit of ik wel levend aankom.”

Hij was een man van midden dertig. Met zijn omstandigheden was niks mis. Leuke vrouw, twee gezonde kinderen, goede baan, vrienden. Alles dik voor elkaar. Toch dreef deze onrust hem tot het nemen van allerlei maatregelen.

Voor hij vertrok met de auto was hij minstens een half uur bezig te controleren of de gordel echt wel goed vastzat, of de lichten het wel deden, of de banden niet zacht waren, of de benzinedop niet los zat, of de auto geen olie of benzine lekte en of de remmen het wel deden. Ook onderweg stopte hij steeds vaker voor een extra controle. Uiteindelijk duurde dat zo lang, dat hij steeds vaker te laat op zijn werk en bij klanten kwam en was hij via de bedrijfsarts naar de psychiater verwezen.

Diagnose: O.C.D. (Obsessive-Compulsive Disorder)

Bij OCD is er sprake van dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Er zijn Obsessies: gedachten die je maar niet van je af kunt zetten. Er zijn Compulsies: handelingen om de onrust weg te nemen. En dat in een mate dat je moet spreken van een Disorder: een stoornis, iets wat je gewone leven verstoort.

De gedachte die hij maar niet van zich af kon zetten, was: “O jee, als ik maar geen ongeluk krijg, waardoor de kinderen hun vader verliezen.” Zijn dwanghandeling was: eindeloos controleren om mogelijke oorzaken van ongelukken uit te sluiten. En langzaamaan ging dat zo ver, dat je het een disorder moest noemen omdat het zijn welbevinden en functioneren duidelijk verstoorde.

OCD gaat dus niet over een keer extra controleren of de deur wel op slot is, of niet kunnen uitstaan dat je niet op een naam kunt komen. Nee, het gaat veel verder: je handen kapot wassen, uren per dag bezig zijn met controleren, of 200 kilometer terugrijden omdat je een kleinigheid bent vergeten. Soms ontwricht de dwangstoornis het hele leven en dat van de familie erbij. Gelukkig is niet elke dwangstoornis zo ernstig.

De aandoening is relatief onbekend en wordt vaak pas na jaren gediagnosticeerd

Dat komt niet in de laatste plaats door de schaamte. Omdat het gedrag zo onlogisch is. Je gaat op je werk echt niet vertellen dat je te laat bent omdat je onderweg 5 keer moest stoppen om te controleren of de benzinedop niet was losgetrild waardoor er mogelijk benzine uitliep, die misschien in brand kon vliegen.

Als je zo goed weet dat die dwanghandelingen overdreven zijn, waarom doe je ze dan toch? Deze vader kon óók wel bedenken dat andere mensen zulk gedrag niet vertonen. Of dat hij het vroeger óók niet deed. Waarom kon hij er dan niet mee stoppen?

Omdat ons gedrag maar voor een klein deel bepaald wordt door rationele overwegingen

En veel méér door hoe we dingen ervaren. En wat ervaren wordt bij dwang is een ontstellende onrust, die schreeuwt om herstel, ook al weet je verstandelijk wel dat het een neerwaartse spiraal is. Als je verstandelijk niet achter je handelen staat maar het toch moet doen, noemen we dat egodystoon. Niet passend bij jezelf. Eigenlijk is dat maar gedeeltelijk waar. Het past niet bij het verstandelijke denken maar het past wel heel erg bij het voelen.

Ik had een patiëntje van 14 jaar die vele honderden malen per dag vroeg aan zijn ouders: “Ben ik geen homo?” Ze stelden hem op alle mogelijke manieren gerust. Dat “niets erop wees”. Dat “als het wél zo was, ze nog net zoveel van hem hielden”. Maar hij bleef maar vragen. Ik besprak met zijn ouders, opzettelijk in zijn bijzijn, dat ze geleidelijk moesten stoppen met proberen hem gerust te stellen. Nog vóór ik verdere uitleg kon geven, barstte hij in tranen uit. Ik probeerde hem uit te leggen dat al dat geruststellen niet hielp. Door zijn huilen heen zei hij wanhopig: “Maar het helpt wél.”

En in zekere zin had hij gelijk. Het hielp om de onverdraaglijke onrust weg te nemen, ook al was het maar heel kort. Hij wist ook wel dat hij bezig blééf op deze manier, maar alles was beter dan de onverdraaglijke onrust.

Ik vergelijk het weleens met jeuk. Je kunt gek worden van de jeuk. Dan moet je krabben. Deze jongen werd gek van de onzekerheid of hij niet homoseksueel was. De vader werd gek van de ongerustheid, van het besef dat hij een ongeluk zou kunnen krijgen. Hij moest daar iets tegen doen. Hij kon verstandelijk nóg zo hard tegen zichzelf zeggen dat het vals alarm was, maar daar word je niet rustig van als het alarm innerlijk nog steeds door loeit.

Dat alarmgevoel overheerst alle verstandelijke relativering

Relativering zoals: de kans op een ongeluk is heel klein, je kunt nu eenmaal niet alles voorkomen, een zeker risico nemen hoort bij het leven. Dat soort gedachten helpen alleen als je ze ook zo kunt beleven. Maar als we een ernstig ongeluk gezien hebben, rijden we daarna ook even wat minder hard. Het besef van onze kwetsbaarheid, van wat er mis kan gaan, is dan even doorgedrongen.
Bij de vader was dat besef voortdurend aanwezig. Hij wist wel dat dat niet zinvol was maar daarmee ging het niet weg. Alle redenaties vallen in het niet bij zo’n sterke beleving. Er valt niet tegenop te redeneren. Een andere patiënt van mij had het gevoel dat ze vergeten was de lichten van de auto uit te doen, terwijl ze zag dat het stikdonker was in de garage. En toch moest ze terug de auto in. Verstandelijk, zelfs zintuigelijk was ze 100% zeker dat de lichten uit waren, maar het voelt anders.

Het voelt alsof het van levensbelang is

De vader kan echt niet wegrijden zonder al die controles. Anders heeft hij helemáál het gevoel dat hij regelrecht zijn dood tegemoet rijdt.
Zijn opmerking, dat het niet zo leuk is elke keer het gevoel te hebben dat je je kinderen voor het laatst ziet, zou ten onrechte de indruk kunnen wekken dat het een klein ongemak betreft. Dat hij het zo zei, was deels uit schaamte en deels uit een dof soort ‘berusting’. Want het is natuurlijk veel meer dan niet leuk. Als je dat echt zo voelt, en zo voelt iemand met dwang dat echt, dan kan dat je leven behoorlijk bederven ook al is het een denkbeeldige ramp.

“Ik weet nooit of ik levend aankom.” Dat weet niemand, maar de meesten van ons zitten er niet mee. Als je er wel mee zit omdat je het niet kunt relativeren, heb je een reëel probleem. Reëel, ook al gaat het over iets wat puur gevoelsmatig is. Gevoel is soms net zo ‘feitelijk’ als een uiterlijke gebeurtenis. Ik benadruk dit zo, omdat het vaak zo moeilijk is voor te stellen. ‘Je maakt je druk om niks.’ Dat klopt, maar juist dát is een groot probleem.

Dwang gaat meestal niet vanzelf over

De behandelmogelijkheden zijn daarentegen de afgelopen jaren behoorlijk verbeterd. Het is aannemelijk dat dwang sterker wordt naarmate het langer onbehandeld blijft. En daarmee wordt het op en duur steeds moeilijker te behandelen. Daarom is belangrijk snel te herkennen dat lijden aan een gevoelsmatig risico wel degelijk een reëel probleem is.

Menno Oosterhoff

Hoe om te gaan met H-OCD

Hoe om te gaan met H-OCD

Als je erg twijfelt over je seksuele geaardheid dan zijn er twee mogelijkheden: je seksuele gevoelens zijn inderdaad meer homoseksueel gekleurd dan gemiddeld of je twijfel is meer dan gemiddeld.

In het laatste geval is er niet zozeer sprake van duidelijke homoseksuele gevoelens beleven, maar van je voortdurend afvragen of je geen homoseksuele gevoelens hebt die je verdringt. Of je gevoelens verdringt, is nooit met zekerheid te zeggen, maar de meeste mensen maken zich daar niet druk over. Zij zeggen: “Als je daarover na moet gaan denken dan kun je nergens meer vanuit gaan”.
Het grote probleem bij een dwangstoornis is nu juist dat je daarover wél gaat nadenken, dat je het niet van je af kan zetten. En dat zie je dan weer als een bewijs, dat er wel iets aan de hand zal zijn. Er is ook wel iets aan de hand, namelijk een onvermogen om met (minieme) onzekerheden om te gaan en niet verdrongen homoseksualiteit.

In het blog Als ik zo twijfel, moet dat toch iets betekenen wordt dat goed beschreven voor een ander soort obsessieve twijfel: of je wel de juiste partner hebt. Maar het principe is hetzelfde.

Zekerheid zoeken helpt niet bij een dwangstoornis

Bij de dwangstoornis is sprake van ont-stellende, veront-rustende gedachtes (obsessies) en van her-stellende, geruststelling-zoekende acties (compulsies). Deze acties kunnen ook bestaan uit eindeloos piekeren.

Op zich is er niks tegen geruststelling zoeken, maar bij de dwangstoornis werkt het niet. Het neemt de onrust maar heel even weg en vergroot het juist op de lange duur. Vaak controleren doet onzekerheid toenemen, soms tot het punt dat mensen hun eigen ogen niet eens meer geloven.
Het is als een vals alarm wat afgaat, ook al is er helemaal niets aan de hand. Het probleem is dat het alarmapparaat te gevoelig afgesteld staat en dat los je niet op met controleren.

Als je h-OCD hebt, is de veront-rustende gedachte: zou ik niet toch homoseksueel zijn? Ik zeg met opzet “toch”, want je bent al eindeloos bezig geweest dit uit te zoeken zonder ooit veel aanwijzingen te hebben gevonden. Maar de onrust blijft en alles wat maar een beetje zou kunnen wijzen op homoseksuele gevoelens wordt dan gezien als een aanwijzing dat er wel veel meer zal zijn.

Wat moet je dan doen?

Hoe krijg je een te gevoelig alarm weer minder gevoelig afgesteld? Controleren werkt immers averechts. Je moet het alarm “ben ik geen homo” niet wegdrukken, maar je moet leren er niet op te reageren zodat het uitdooft. “Daar heb je het alarm weer, maar ik ga niet weer kijken of er iets is, want dat helpt niet en de onrust wordt er alleen maar erger van” (responspreventie). En je kunt zelfs situaties, die je tot nu toe steeds vermeed omdat ze onrust oproepen, juist proberen op te zoeken (exposure).

Geen zekerheid zoeken

Als je niet meer je gevoelens steeds controleert, is er dan niet een kans dat je werkelijke homoseksuele gevoelens ten onrechte negeert? Ja die kans is er, maar dat (piep)kleine risico moet je nemen. Je hebt lang genoeg tevergeefs je gevoel gecontroleerd en dat heeft niks opgeleverd. Je moet daarmee stoppen.

Tegen jezelf en tegen je eventuele partner zeggen: “Ik kan niet uitsluiten dat ik ooit toch tot ontdekking kom dat ik homoseksueel ben. Dat zal dan moeilijk worden omdat ik mijn leven daar helemaal niet op heb ingericht. Die kans is er. Hoe groot die kans is, kan ik niet goed beoordelen. Het voelt als heel groot, maar toch heb ik nooit zekerheid gekregen dat het zo is, ook al ben ik er al eindeloos mee bezig. Langer zoeken heeft geen zin. Ik moet leren deze onzekerheid te verdragen en dan wordt het op den duur minder erg.”

Risico’s nemen moet je weer leren

Dat is beslist niet makkelijk, maar je kunt wel leren daar beter in te worden. Het verdragen van de onzekerheid en het niet reageren op de onrustbarende gedachtes is nodig om uit de greep van de dwangstoornis te komen.

Als je dat doet dat kan in het begin de angst meer of minder toenemen. Maar op een gegeven moment merk je dat de spanning afneemt. Er ontstaat een soort onverschilligheid, een gevoel van: “Meer kan ik er ook niet aan doen. Dat moeten we dan maar weer zien.” De meeste mensen hebben hierbij overigens wel professionele hulp nodig.

Conclusie

H-OCD komt niet voort uit discriminatie van homoseksuele gevoelens. Het komt ook voor dat homoseksuele mensen gekweld worden door onzekerheid of ze niet toch eigenlijk heteroseksueel zijn. Een betere naam dan h-OCD is seksuele oriëntatie OCD (so-OCD).

H-OCD is geen probleem met homoseksualiteit, maar een probleem met onzekerheid. Het is heel belangrijk onzekerheid over homoseksuele gevoelens te onderscheiden van onzekerheid door homoseksuele gevoelens. Alleen in het laatste geval is het goed het nader uit te zoeken en te experimenteren om zekerheid te krijgen. Maar bij h-OCD werkt dat averechts, omdat je daar juist moet stoppen te proberen zekerheid te krijgen.

Lees ook de blogs Ben ik geen homo, Met het mes op de keel en 47 jaar onzekerheid.

Menno Oosterhoff

Elke mogelijke ramp willen voorkomen is zelf een ramp

Bea Hekhuis, psychologe en EFT-therapeut in een zelfstandige praktijk, heeft zelf controledwang en smetvrees gehad.

Over twee minuten word ik verwacht op een afspraak. Ik denk ongeveer te weten waar het is, maar heb niet op google maps gekeken. Nu sta ik bij een parkeerautomaat, maar heb niet genoeg kleingeld bij me. Wat nu? Toch maar even bellen dat ik wat later ben. Dan blijkt dat ik helemaal niet in de buurt sta en een heel eind verderop moet zijn. Gelukkig maar dat ik niet genoeg geld bij me had en daarom even belde. Zo kwam het toch nog ‘goed’.

Er mag niets ‘mis’ gaan

Toen ik nog last had van dwang zou me het bovenstaande nooit zijn overkomen. Geen denken aan dat ik ergens naartoe zou zijn gegaan, zonder tig keer gecontroleerd te hebben waar ik dan precies moest zijn, zonder tig keer gecontroleerd te hebben of ik echt wel voldoende kleingeld in mijn portemonnee had gedaan. Heb ik het wel goed gezien, heb ik het geld er echt in gedaan? Ik zou het geld er meerdere malen weer uit hebben gehaald om het te tellen en het dan al tellend en elk muntstuk benoemend er weer in hebben gedaan. Ik zou ook tig keer in mijn agenda hebben gekeken hoe laat de afspraak was. Had ik de agenda net dichtgedaan, dan zou gelijk weer de twijfel zijn gekomen of ik het wel goed had gezien. Controle, controle, controle. Het mocht immers niet ‘mis’ gaan.

Geen ruimte voor reflectie

Maar wat is nou dat ‘mis’ gaan? Wat mag er niet gebeuren? Toen ik nog last van dwang had, had ik geen idee. Het was een algeheel gevoel van onrust, angst. En dat gevoel was bijna onverdraaglijk. Het enige waar ik dan nog mee bezig was, was met de handeling die ik moest doen om de spanning weer op te heffen. Daar was ik totaal door in beslag genomen. Geen ruimte om na te denken over wat er nu eigenlijk absoluut niet mocht gebeuren en wat ik nu eigenlijk precies wilde voorkomen met mijn dwanghandelingen.

Die vreselijke spanning moet weg

Het belangrijkste onderdeel van de behandeling van dwang is het stoppen met de dwangrituelen (responspreventie). Daarmee kom je meteen bij die vreselijke spanning en die moet weg. Maar is dat wel waar? Heb je die spanning als eens goed bekeken? Wat ervaar je precies en waar in je lichaam ervaar je het? Weet je 100% zeker dat je het niet kunt verdragen en dat het perse nú weg moet?

De waarheid is dat die spanning, angst of onrust er gewoon is als je een dwangstoornis hebt. Daar doe je niets aan. Ook al doe je een handeling, de spanning komt daarna net zo hard weer terug. Het is onmogelijk die spanning te stoppen met je wil. Echter, als je het dwangritueel niet uitvoert, zal de spanning uiteindelijk afnemen. Er zit niet veel anders op dan, totdat het afneemt, die spanning maar te laten zijn voor wat het is. Je kunt wat afleiding zoeken, ontspanningsoefeningen doen, Emotional Freedom Techniques (EFT) toepassen. Verder heb je er geen invloed op.

Wat er niet ‘mis’ mag gaan

Bij mij was het zo dat er aan het ervaren van die spanning een heel riedeltje angst en oordelen vast zat. In mijn beleving moest die spanning sowieso weg, want die was bijna onverdraaglijk. ’s Avonds had ik het meeste last van de dwang. En als ik die spanning had dan kon ik niet slapen. En ik moest slapen, want als ik niet zou slapen dan zou ik de volgende dag geen energie hebben om weerstand te bieden aan de dwang en helemaal niet kunnen functioneren. En dat slecht functioneren mocht niet gebeuren. Tenminste dat waren mijn ideeën.

Wat er verder niet ‘mis’ mocht gaan? Ik mocht niet te laat komen, geen afspraak vergeten. Mensen mochten absoluut niet boos op me worden. Er mocht geen brand of inbraak komen, en al helemaal niet door mijn schuld. Ik mocht niet stikken, niet doodgaan. En zo waren er nog ontelbare andere dingen die niet mochten gebeuren.

“Relax, nothing is under control”

Waar ik uiteindelijk achter kwam was dat zelfs als al die dingen ‘mis’ zouden gaan, als het ‘allerergste’ zou gebeuren, dat dat veel minder erg zou zijn dan gevangen blijven in de dwang. Ook het moeten verdragen van die spanning was altijd nog beter dan constant bezig moeten zijn met dwangrituelen. Met dat inzicht kwam er gaandeweg een soort van overgave en een durven vertrouwen op Het Leven. Dingen gaan zoals ze gaan. Er is niets mis met plannen maken en dingen regelen, maar vaak lopen zaken toch anders en daar speel je dan wel weer op in. Of niet, en dat is dan nog steeds vele malen beter dan steeds maar alles tig keer te moeten controleren om te voorkomen dat er iets ‘mis’ gaat.

Dwang maakt meer kapot dan je lief is

Jaren geleden behandelde ik een jongen van 14 jaar. Al sinds zijn zevende werd hij geplaagd door een dwangstoornis. Zodra hij iets leuk vond, kwam de gedachte bij hem op aan de mogelijkheid dat te kunnen verliezen.

Het plezier werd hierdoor direct volledig vergald. Hij dacht eindeloos na over hoe hij iets toch zeker kon stellen. Maar wat hij ook bedacht, er kwam altijd wel weer iets bij hem op, wat dat ondergroef. Want volledige zekerheid bestaat niet.

Rijbewijs

Als voorbeeld de keer dat hij bedacht dat het hem heel leuk leek straks zijn rijbewijs te halen. Onmiddellijk kwam de gedachte op dat dat misschien wel onmogelijk zou worden. Als hij 18 was, dan zou de overheid misschien nét stoppen met het afgeven van rijbewijzen omdat er al zoveel auto’s op de weg waren. Meteen was het aantrekkelijke idee bedorven.

Maar hij bleef oplossingen zoeken. Hij wilde nú al onmiddellijk leren autorijden. Dan maar illegaal. En hij eiste van zijn ouders dat ze, zodra hij 16 was, met hem naar Amerika gingen om daar zijn rijbewijs te halen. En ze moesten de tickets nú al kopen, want je zou net zien dat tegen de tijd dat het zover was, het niet meer mogelijk was tickets te kopen. Dus eigenlijk wilde hij nu al naar Amerika.

Nu had hij schatten van ouders en als het hiermee opgelost was, dan zouden ze het zeker hebben gedaan. Maar het was het zoveelste waarover hij obsessioneel ongerust was. Zij wisten ook dat toegeven niet zou helpen, omdat er dan wel weer iets anders roet in het eten zou gooien

Voet bij stuk

Dus hielden ze, door mij gesteund, voet bij stuk in hun weigering om toe te geven. Omdat het hem niet zou helpen. Maar dát was niet eenvoudig. Hij haalde alles uit de kast. Bidden en smeken, dreigen en beschuldigen, huilen en schelden.
“Jullie geven niks om me!”
“Als het voor jullie zelf is, geef je er wél geld voor uit!”
“Zonder dit kan ik niet leven!”
“Het maakt jullie niet uit hoe erg ik lijd!”
En nog veel en veel meer.

Het was een leuk jochie, maar in zijn wanhoop ging hij erg ver. Daar kan een dwangstoornis iemand toe brengen.
Het kernprobleem bij een dwangstoornis is enorme onrust en hunkeren naar een oplossing daarvoor. Hunkeren naar dat dingen in orde zijn, naar absolute zekerheid of naar absolute reinheid.

Craving

Het is onvoorstelbaar wat mensen met een dwangstoornis daarvoor soms wel niet opbrengen. Zeven uur bezig zijn om je op de juiste manier aan te kleden. Je handen stuk wassen om schoon te zijn. Slapen in het park om je woning maar goed te houden. Niet drinken om de kraan maar niet aan te raken. En veel van die dingen elke dag weer, jaar in jaar uit. De dwang is soms zelfs sterker dan honger en dorst.

Bij verslaafden heet die sterke behoefte aan een middel wel “craving”, hunkering. Dat alles in je maar één ding wil, namelijk het middel waaraan je verslaafd bent. Bij dwang gaat het dan niet om een middel of een leuke bezigheid (gokken, gamen) maar om dwanghandelingen zoals controleren, schoonmaken, dingen steeds herhalen tot ze perfect zijn of “goed” voelen.

Net als verslaving liegen ze soms, zijn ze “onder invloed” van hun dwang en doen ze hun dwanghandelingen stiekem. Net als bij verslaving helpt het maar even en komt dan opnieuw de onrust en de hunkering op. En net als bij verslaving gaat het vaak van kwaad tot erger.

Mensen met een dwangstoornis kunnen zoveel over hebben om hun dwanghandelingen maar te kunnen uitoefenen, dat het soms wel lijkt alsof ze erdoor in een soort roes komen, die het denken benevelt.

Gif

De vergelijking met verslaving kan ten onrechte de indruk wekken dat dwanghandelingen eigenlijk wel prettig zijn en dat je niet zonder wilt. Dwanghandelingen zijn meestal niet plezierig en veel meer dan een genotsmiddel een opgave waartoe je je gedwongen voelt.

Stoppen met een verslaving is vaak geen eenvoudige opgave en dat geldt ook voor stoppen met dwanghandelingen. Gelukkig is niet elke dwang even sterk. Maar het principe blijft hetzelfde. Je moet doorkrijgen dat de dwanghandelingen je uiteindelijk niet verder helpen.

Een jonge vrouw zocht voortdurend op internet naar geruststelling voor een bepaald probleem. Zij snapte niet goed wat daar niet goed aan was. Ik legde haar uit, dat het net zo was als met alcohol. Eén keer drinken is niet erg, maar als je niets anders doet, heb je een probleem. Dan wordt het genotsmiddel tot gif.

Besef

Dat verstandelijke inzicht moet tot een besef worden. Vanuit dat besef moet iemand de geest(drift) krijgen. De wilskracht om te stoppen met dwanghandelingen en de hunkering te weerstaan. Want linksom of rechtsom: stoppen met de dwanghandelingen is een station dat altijd gepasseerd moet worden op de reis naar herstel.

Zo eenvoudig als het klinkt, zo moeilijk is het soms die weg te vinden. Maar het kan wel!
De jongen waarmee ik deze blog opende, wist op een gegeven moment toch de knop om te zetten. Ik zag hem na langere tijd weer en vroeg of hij nog steeds oplossingen zocht tegen mogelijk verlies.
“Nee”, was zijn antwoord, “over dat soort dingen maak ik me niet meer druk.”

Gepubliceerd op Medisch Contact op 1 december 2014.

Menno Oosterhoff

De verschrikkingen van het meedwangen

De moeder van Robert maakt regelmatig gebruik van de badkamer van de buren omdat haar zoon haar eigen badkamer bezet houdt. Ze verzet zich er niet tegen en accepteert het.

De dwangstoornis is een verwoestende ziekte die het leven van het “slachtoffer” en zijn gezinsleden dramatisch verandert. De lijder wordt als een marionet voor het sinistere karretje van een obsessief dwingend brein gespannen. Het leed kan onbeschrijfelijk zijn en ook gezinsleden zullen lijden onder het bizarre en absurde gedrag.

Omdat ze het leed van hun dierbare willen verzachten, gaan ze meedwangen en nemen deel aan de rituelen. Anderen willen het niet, maar kunnen soms ertoe gedwongen worden door agressief gedrag van de dwangpatiënt. Maar soms wordt ook meegedwangd om samen iets leuks te doen. Zoals de vrouw die op een bijeenkomst zei dat zij haar man helpt bij het douchen zodat ze samen, met een kopje koffie, naar het journaal kunnen kijken.

Wie dwangt mee?

Veel dwangpatiënten kunnen het nog “alleen redden”. Ze willen juist niet dat hun partner of gezinsleden merken dat ze wat vreemd doen. Niet dat meedwangen helemaal niet bij hen voorkomt, maar ze doen het ongemerkt. Als ze iets niet verstaan hebben op de televisie en een lichte obsessieve dwang maakt zich van hen meester, dan vragen ze aan hun partner:”Wat heeft de nieuwslezer gezegd?” Ze krijgen dan gewoon antwoord en er lijkt geen vuiltje aan de lucht. Toch is dit meedwangen en als dit vaker gebeurt, krijgt de partner of familielid het door en gaat zich ertegen verzetten of gaat zich eraan ergeren.
Pas bij ernstiger dwangstoornissen, wanneer de dwangpatiënt zijn “ellendige dwang” niet meer voor zichzelf kan houden en hij het vertelt aan zijn of haar dierbaren, komt het meedwangen in beeld.

Gevangen in het net van de dwang

Het meedwangen begint sluipend. De meeste gezinsleden dwangen mee. Als een geheim genootschap bewaart het gezin het top secret zo zorgvuldig dat de omgeving van niets weet. Als gezinsleden er al met anderen of hulpverleners over praten, dan wordt ze op het hart gedrukt dat ze een eigen leven moeten leiden.

De realiteit is anders. De dagelijkse routines zijn immers afgestemd op hun zieke gezinslid en als ze toegeven om mee te dwangen neemt bij de gezinsleden de angst en spanning alleen maar toe. Meer dan de helft van hen mist vrije tijd en ervaart een beperkt sociaal leven. Ze voelen zich gevangen in het net van de dwang.

Meedwangen eist z’n tol

Een cocktail van gevoelens begint te spelen in het steeds meer ontwrichte gezin. Angst, depressie, frustratie, bezorgdheid, eenzaamheid, schuldgevoelens. Gezinsleden voelen zich down omdat ze mee moeten dwangen en ze voelen zich down als ze niet meedwangen en het lijden van hun ziek gezinslid zien. Ze zijn ook bezorgd dat hun dierbare zichzelf wat aandoet. Maar ze kunnen ook in opstand komen en hun eigen leven willen leiden.

Partner en gezinsleden worden medepatiënt

Dat niet meegaan met de dwang moeilijk is, spreekt voor zich. Maar soms kan het bijna onmogelijk zijn, zoals ik tijdens een congres in Manchester meemaakte. Tijdens een lezing zat in de rij achter mij een vrouw. Ze vertelde dat haar dochtertje op haar vierde een dwangstoornis kreeg en volgens haar man lag dat aan haar manier van opvoeden. Een zinloos verwijt wat ouders uit elkaar kan drijven.
Ze worstelt nóg met een probleem. Als haar dochtertje, inmiddels negen jaar oud, haar vraagt wat ze net gezegd heeft, weet ze dat het beter is om het niet te zeggen. “Maar wat moet je? Soms spartelt ze van angst.” Niet meedwangen is voor deze wanhopige vrouw onmogelijk. “Mijn dochtertje begrijpt niet waarom ik haar geen antwoord geef. Soms verzin ik maar gewoon wat, zodat ze weer rustiger wordt.”

Het gaat de gezinsleden allemaal niet in de koude kleren zitten en velen van hen hebben hulp nodig. Allereerst hebben ze behoefte aan meer informatie over het ziektebeeld, maar ook therapeutische hulp zoals cognitieve gedragstherapie of zelfs antidepressiva voor toenemende depressieve gevoelens.

Hulpverleners zouden zich niet apart moeten richten op de patiënt en op de partner en gezinsleden. Het hele dwangsysteem moet behandeld worden waarbij gezinsleden een therapeutische rol kunnen spelen. Dan kan hen geleerd worden dat meedwangen juist averechts werkt, dat ze het niet moeten doen en wat ze dan beter wel kunnen doen en hoe.

Jan van Ingen Schenau