Een blog van Menno Oosterhoff
Deze vraag mailde een vrouw me op een gegeven moment wel drie keer per dag. Ze had me aanvankelijk benaderd met vragen over haar relatie. Ze was daarvoor onder behandeling, omdat het ging om dwangmatige twijfel. Bij dwang kunnen mensen aan de gekste dingen twijfelen. Of hun kinderen in het ziekenhuis bij de geboorte niet verwisseld zijn, of ze niet iemand ongemerkt hebben aangereden en of ze niet in een onbewaakt moment een huurmoordenaar opdracht zullen geven tot een moord. Bij dit soort twijfels is evident dat de kans uiterst klein is.
Maar obsessieve twijfel kan ook gaan over minder onwaarschijnlijke thema’s. Dat betekent niet dat de twijfel dan niet even onzinnig is. De kern van de dwangstoornis is onrust om niks. Een minieme onvolkomenheid wordt beleefd als onoverkomelijk. Feitelijk is er niks aan de hand, maar het voelt anders. Als het gaat over de relatie, dan wordt het wel R-OCD genoemd. Meestal gaat het over angst, dat je gevoelens voor je partner onvoldoende positief zijn, maar dat je dat niet onder ogen wilt zien. Andersom komt ook voor. Dat je steeds twijfelt of je partner wel voldoende van jou houdt. En een derde vorm is dat je op alle slakken zout legt. Perfectionisme betreffende je partner, waarvan je zelf in min of meerdere mate ook wel doorhebt dat het te ver gaat. Alles tot de draad moeten uitpraten kan daarvan een symptoom zijn. Als je over deze laatste vorm meer wilt weten, moet je het hoofdstuk dat Dineke, mijn vrouw, geschreven heeft in mijn boek Vals alarm maar lezen.
Maar terug naar die vrouw. Nadat ik haar eerste vragen had beantwoord, mailde ze al snel weer. ‘Mag ik bij mijn man blijven als ik hem aardig en zorgzaam vind? Is dat genoeg?’ Ze werd doodongelukkig van de gedachte dat ze bij hem weg zou moeten gaan, als zou blijken dat ze niet genoeg van hem hield.
Haar vraag om informatie werd nu een vraag om bevestiging. De narigheid bij dwang is dat geruststelling vaak maar even helpt. Ze bleef inderdaad steeds opnieuw om bevestiging vragen. Ik zeg altijd: hard tegen de dwang, aardig tegen de drager ervan. Maar in de praktijk valt dat niet mee. Het voelt zo onaardig een wanhopig iemand geruststelling te onthouden. Ik probeerde steeds weer uit te leggen dat geruststelling niet helpt. Af en toe mag wel, maar als het steeds opnieuw moet, dan doet het de onrust op den duur alleen maar toenemen. Niet in meegaan dus. Maar als ze dan mailde: ‘We gaan op vakantie. Wilt u alstublieft nog één keer antwoorden? Is aardig en zorgzaam goed genoeg?’, dan was ik daar niet tegen bestand.
Obsessieve onrust moet je uitstaan, omdat geruststelling niet helpt. Op den duur neemt de onrust dan af. Dat klinkt mooi, maar het valt niet mee. Laatst zei een dwangpatiënt tegen me: ‘Als we over dertig jaar terugkijken op de behandelmethoden van nu, dan vinden we het barbaars.’ Ik heb dat beaamd. Iemand moet immers juist dat doen wat enorm veel onrust geeft en volstrekt tegen het gevoel in gaat. ‘Een brandend huis in vluchten’, noemde ik het in een andere blog. Bij relatie-OCD moet iemand eigenlijk denken: ‘Misschien is deze partner wel niet de ware en wil ik dat niet onder ogen zien. Het zij zo. Dat moet dan maar blijken.’ Dat is geen leuke basis voor een fijne vakantie, laat staan een huwelijk. Toch is dat de enige manier waarop de obsessie zijn lading kan verliezen. Door er niet naar te leven, door het te negeren of belachelijk te maken. Door uit te gaan van waarschijnlijkheid in plaats van zoeken naar een dwangproof zekerheid. Want die bestaat niet. Je eigen gevoel van onrust leren wantrouwen. Geen geringe opgave weet ik uit eigen ervaring. Ook al weet ik absoluut zeker dat het niet belangrijk kan zijn wat ik ben vergeten, dan nog blijft het voelen als wezenlijk. Verstand kan heel vaak niet op tegen gevoel. Sowieso al niet, laat staan bij een dwangstoornis.
Gepubliceerd op medisch contact op 15 januari 2019