Skip to main content

Sensorimotore obsessie

Een noodkreet op internet. Een vrouw die gek wordt van haar slikdwang. ‘Kan ik niet gehypnotiseerd worden om er maar vanaf te komen?’, vraagt ze zich vertwijfeld af. Niet alleen de obsessie teistert haar brein, ook paniekaanvallen doen er nog een schepje bovenop. Ze is ten einde raad en vindt gelukkig een site over deze vorm van obsessie, waar ze lotgenoten ontmoet. Niet dat haar probleem daarmee is opgelost, maar ze is niet meer de enige die het heeft. Opgelucht is ze daarom wel: ‘Mijn arts zei dat ik de enige was…’

Terra incognita

Patiënten vinden nauwelijks iets over deze obsessie op internet en artsen en psychologen raadplegen tevergeefs boeken over de obsessieve compulsieve stoornis, omdat de sensorimotor obsession (SMO), ook wel body-focused obsession of hyperawareness genoemd, niet vermeld wordt. Zelfs in de recente DSM-5 kunnen we het niet vinden. Vrijwel de enige bron van informatie is het artikel ‘When automatic bodily processes become conscious: how to disengage from sensorimotor obsessions’. De auteur is David Keuler1, specialist in de behandeling van de obsessieve compulsieve stoornis aan het Behavior Therapy Center of Greater Washington. Hij stelt dat duizenden mensen lijden aan dezevergeten ziekte’. In mailcontact met hem geeft hij aan dat hij een artikel over dit onderwerp heeft geschreven omdat er formeel nog niets over de body-focused obsession bekend is. Hij pleit voor onderzoek naar deze aandoening, omdat `we op dit moment alleen maar over casuïstiek en anekdotisch bewijs beschikken’. Zelf past hij verschillende therapieën toe binnen de cognitief-gedragstherapeutische context.

Selectieve aandacht

Bij deze stoornis worden automatische lichaamsprocessen, zoals slikken, ademen, met het oog knipperen of oogcontact, bewust beleefd en kan men er niet van loskomen. De kern van de aandoening is de selectieve obsessieve aandacht die de patiënt heeft voor automatische lichaamsprocessen en delen van het lichaam, zoals slikken, ademen, met het oog knipperen, oogcontact, of fixatie op lichaamsdelen zoals vingers. In onderstaande tabel kunnen we een opsomming van de meest voorkomende sensorimotore obsessies lezen.

  • Ademhaling
  • Met het oog knipperen
  • Slikken
  • Mond- en tongbewegingen tijdens het praten
  • Fixatie op de hartslag of hartritme, vooral vlak voor het slapen gaan
  • Oogcontact zoeken
  • Visuele afleidingen, zoals gefixeerd zijn op mouches volantes (zwevende vlekjes in het oog)
  • Geobsedeerd zijn door lichaamsdelen, zoals vingers

Casuïstiek

‘Elke dag is ademen het eerste waar ik aan denk en het laatste voor ik ga slapen. Ik ben ondertussen totaal vergeten hoe het is om onbewust te ademen, snap niet hoe andere mensen dat doen. Ik ben extreem bang en geïrriteerd dat ik dit heb en ik zie geen uitweg meer’.

‘Ik heb last van bewust slikgedrag. Maar ook van bewust knipperen met de ogen en bewust ademhalen. Soms gaat het weer over’.

‘Het continu slikken gaat de hele dag door. Als ik afgeleid wordt zoals sporten of huishouden heb ik er minder of geen last van’.

‘Ik heb last van het knipperen met mijn ogen en een obsessie met mijn ademhaling. Eerst of ik niet te veel ademhaal en daarna de angst dat ik mijn ademhaling blokkeer’.

Raakvlakken met andere ziektes en therapieën

Hoewel de SMO lijkt ingebed in de obsessieve compulsieve stoornis en daarom ook wel sensorimotore OCD wordt genoemd, lijkt de sensorimotore obsessie niet beperkt te zijn tot de dwangstoornis, maar zijn er ook raakvlakken met tics, paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, hypochondrie (ziekteangststoornis) en Gilles de la Tourette. Ook heeft het veel overeenkomsten met de premonitory urges (aanvoelen dat er een tic aankomt) bij tics.

Keuler noemt een drietal therapieën, te weten psychoeducatie, exposure en responspreventie en mindfullness. Naar medicatie is vooralsnog geen onderzoek gedaan, maar gezien de ervaring van antipsychotica bij OCD mag verwacht worden dat antipsychotica eveneens effect zouden kunnen hebben op de body-focused obsessie.

Herkenning en erkenning

Als mensen met een SMO hulp vragen, weten de behandelaars vaak ook niet wat er aan de hand is en wordt eerder gedacht aan aandoeningen zoals tics of een paniekstoornis, terwijl patiënten graag willen weten wat er aan de hand is. Herkenning en erkenning van hun klachten verandert niet de lijdensdruk, maar geeft wel opluchting. Herkenning van een ziektebeeld kan ook leiden tot wetenschappelijk onderzoek. Vooralsnog wordt er door degenen die de aandoening kennen, er vanuit gegaan dat SMO een vorm van de obsessieve stoornis is en de behandeling conform. Dus medicatie, cognitieve gedragstherapie, exposure en responspreventie, maar ook mindfulness wint terrein. Een behandeling is nooit specifiek onderzocht voor deze aandoening. Bovendien weten we ook niet wat de resultaten zijn van de gebruikelijke therapieën bij mensen met een SMO. Het is dus hard nodig dat er onderzoek naar wordt gedaan. Dus welke hoogleraar en/of promovendus staat op?

1 David J. Keuler When Automatic Bodily Processes Become Conscious: How to Disengage from “Sensorimotor Obsessions”. The Behavior Therapy Center of Greater Washington.

 

Jan van Ingen Schenau