Skip to main content

Misschien moet ik me ‘outen’

Anoniem

Het begon in de laatste jaren van de middelbare school, toen ik samen was met Tessa. Ik verwachtte dat ik smoorverliefd op haar zou zijn, maar dat was niet zo. Ik kon dat niet goed aanvaarden; vond het oneerlijk tegenover haar. Ik vond dat ik haar niet graag genoeg zag en dat ze iemand verdiende die wel zo verliefd was. Ik zei hier tegen niemand iets over.

Ik wilde Tessa niet verliezen als ze te weten zou komen dat ik niet smoorverliefd was op haar, maar ik voelde me tegelijkertijd schuldig. En ik wilde ook heel graag echt verliefd zijn, maar ik kon het niet. Ik zocht naar verklaringen waarom ik niet verliefd kon zijn. Ik wilde dat het aan mij lag, niet aan haar, en dacht: zou ik misschien verliefd zijn op jongens ofzo? Maar dat was niet zo.

Ongewilde gedachten

Al snel begon ik mij allerlei andere dingen in te beelden die met homoseksualiteit te maken hadden. Ik kreeg gedachten die ik niet wilde. Ik dacht dat ik mezelf “strafte” met die gedachten, omdat ik niet verliefd genoeg was op Tessa of omdat ik grapjes had gemaakt over homo’s. En vervolgens begon ik mij af te vragen waarom ik daar zo vaak aan dacht. En dan dacht ik: ben ik homofiel? Nee, want ik ben toch niet verliefd? Maar je mag verliefd zijn op jongens, daar is ook niets mis mee.

Door die ongewilde homoseksuele handelingen waaraan ik voortdurend dacht, dacht ik op den duur dat ik verliefd moest zijn. Ik kon homofilie en homoseksualiteit rationeel wel uit elkaar houden, maar omdat ik mijzelf voortdurend lastigviel met die onaangename taferelen was ik er vaak heel emotioneel over. Dan wilde ik gewoon niks meer met “homodingen” te maken hebben. En dan voelde ik mij weer kortzichtig. Ik dacht mij kapot.

“Experimenteren kan geen kwaad”, hoorde ik ook. En dan vroeg ik me af of ik dat wilde, aangezien ik er zo obsessief mee bezig was, maar ik wilde dat helemaal niet. De gedachten werden steeds onzinniger: misschien moet ik me ‘outen’? Maar ik was nog nooit verliefd geweest op jongens. Ik begon er op te letten of ik me al dan niet verliefd voelde, maar ik wist op den duur niet goed meer wat ik voelde. Ik begreep niet hoe het kon dat ik Tessa zo graag zag, maar niet verliefd was.

Ik voelde me geschift, kortzichtig, vies en leeg. Ik snapte niet hoe ik zo kon denken. Ik was ook helemaal alleen met mijn gedachten uit angst dat anderen me voor gek zouden verklaren of me vies zouden aankijken. Of dat ze zouden zeggen dat ik dit of dat moest doen. Of dat ze ook last zouden krijgen van dwanggedachten. En tegelijk voelde ik me ook nog schuldig, omdat ik vond dat ik Tessa niet graag genoeg zag, maar aan de andere kant ook niet kwijt wilde. Als ik bij haar was, had ik die gedachten nauwelijks. Maar als ik niet bij haar was, dacht ik er constant aan, ongeveer 6 maanden lang.

Het ging over

Op den duur werd ik minder emotioneel. Verlangde ik geen verliefdheid meer. Kon ik gedachten beter plaatsen, werd alles weer helder en verdwenen de dwanggedachten.

De overgang van mijn klachten naar de periode dat ze “over” waren, is groot. Het is moeilijk om te achterhalen hoe de gedachten precies verdwenen zijn. Ik heb het tegen niemand verteld, geen hulp gezocht of therapie gehad. De angst voor onbegrip was te groot. Ik wist ook niet dat dit vaker voorkwam.

Mogelijk heb ik zelf spontaan technieken aangeleerd die doen denken aan Rationeel-Emotieve Gedragstherapie (RET), Acceptance and Commitment Therapie (ACT) of misschien heeft het te maken met de ontwikkeling van de hersenen tijdens de puberteit, ik weet het niet.

Niet vreemd

Maar nu genoeg over die periode van mij. Misschien dat dit vreemd was om te lezen. Maar juist daarom wil ik het kwijt, want ik vind mezelf niet vreemd. Het zal voor anderen misschien makkelijker zijn om – als ze er iets in herkennen – het aan iemand te kunnen zeggen, aangezien ze er niet de enige in blijken te zijn.

Ik sluit niet uit dat ik verliefd kan worden op een jongen. Ik geloof dat dat wel zou kunnen onder bepaalde omstandigheden. Maar het geeft rust dat ik weet dat ik, als dat dan zo is, niets met diegene hoef te doen wat ik niet wil. “Hokjes” trekken allerlei vooroordelen aan, waar sommige mensen zich dan naar te lijken te gedragen, omdat dat verwacht wordt of zoiets. Ik kan begrijpen dat voor sommigen een homo-hetero-onderscheid belangrijk kan zijn, als een soort identiteitsgevoel. Ik zou graag zeggen dat geslacht mij gewoon niet interesseert en dat het allemaal om persoonlijkheid draait, maar ik hoef dat niet perse te “bewijzen” voor mezelf. Ik heb het allemaal wat losser kunnen laten.

Delen

Wil je zelf je verhaal delen? Stuur deze dan in via info@ocdnet.nl