Skip to main content

Archieven: Ervaringsverhalen

Altijd zorgen om financiën

Geschreven door Ineke

Sinds ik mijn eigen financiën beheer ben ik er dwangmatig mee.

Toen ik ging samenwonen met mijn toenmalige partner, hield ik een kasboek bij. Dat werd erg dwangmatig; ik controleerde dagelijks in setjes van twee. Helaas was onze financiële situatie niet rooskleurig, waardoor we uiteindelijk in de problemen kwamen.

Toen ons huwelijk stuk liep, zaten we financieel erg slecht en hadden we ook een gefinancierde auto. Ik vertrok maar zorgde ervoor dat mijn ex-man met een schone lei verder kon en liet de inboedel grotendeels achter. De gefinancierde auto nam ik voor mijn rekening. Ik wilde er de controle over houden en heb ervoor gezorgd dat de lening werd afgelost.

Ik leefde als een monnik.

Ik had al dwang met betrekking tot financiën ontwikkeld maar door deze ervaring werd het nog erger. Ik ging weer bij mijn ouders wonen, leefde als een monnik en deed niet anders dan werken, slapen en eten.

Ik zorgde er eerst voor dat de financiering werd afgelost en daarna dat ik weer de middelen had om een nieuw bestaan op te bouwen. Het waren heel zware jaren en de dwang werd steeds erger. Ik werd ook steeds meer afhankelijk van mijn ouders, waardoor ik jaren bij hen ben blijven wonen. Geen gezonde situatie voor een 30-jarige.

Ik durfde geen stuiver uit te geven en zat uren mijn kasboek bij te houden. Bij alles wat ik kocht, vroeg ik -tig keer bevestiging. “Heb ik teveel geld uitgegeven?” “Kom ik niet rood te staan?” etc. En mijn vader moest meekijken met het controleren van mijn kasboek.

16 keer controleren

Bij alles wat met financiën te maken had, ontwikkelde ik dwangrituelen. Werd er iets met de post gebracht (pensioenoverzicht, bankafschrift of rekening etc.) dan moest alles wijken om het eerst te lezen, af te handelen en op te ruimen. Dat nam heel veel en steeds meer tijd in beslag, omdat de rituelen steeds erger werden. Van twee keer naar 16 keer controleren bij iedere handeling.

Angst overschaduwt plezier

In 2000 -ik was 35- ben ik in therapie gegaan en heb ik met behulp van cognitieve gedragstherapie, exposure therapie en medicatie de rituelen leren beheersen naar één of twee keer. Echter de angst blijft enorm groot en ik raak nog dikwijls in paniek. Elke week is het lastig om boodschappen te doen, omdat ik het lastig vind om geld uit te geven. Ik houd wekelijks een elektronisch kasboek bij, zodat ik maanden vooruit onze financiële situatie kan inschatten en ernaar kan handelen. Dat lijkt heel normaal en gestructureerd. Dat is het ook, behalve dat het bij mij dwangmatig is en ik bij alles bang ben dat we het niet kunnen betalen en in de goot belanden. Ik kan regelmatig niet genieten van uitjes en ook in de vakantie blijf ik dwangmatig de financiën bewaken.

Het is voor mijn man ook lastig, omdat zijn enthousiasme nog wel eens overschaduwd wordt door mijn angst. Gelukkig weet hij dat het mijn dwang is en heeft hij er begrip voor. En hij is er blij mee dat ik de financiën zo goed bewaak al is het een tikje dwangmatig.

Tics en dwang in combinatie met autisme

Geschreven door Barbara de Leeuw

Het begon letterlijk van het ene moment op het andere. Ineens, volslagen onverwacht, stond hij tegen de muur in de keuken op te wrijven. Zijn hele lichaam kwam daarbij aan de beurt in een verwoede poging denkbeeldige bacteriën te verwijderen. Tussen zijn vingers en tenen zelfs. Grote paniek. “Mam, ik weet niet wat ik doe, maar ik kan niet stoppen! Het moét!”

De dwangstoornis was geboren. Lang leve de puberteit. En Oudste Zoon (klassiek autisme en Tourette), toen net 11 jaar oud, ging met zijn dwang van kwaad tot erger. Met een handdoek veegde hij zijn hele lijf af. 18 uur per dag, 7 dagen per week. Overal. Zelfs in zijn mond en ooghoeken. Een gang naar het toilet of zijn kamer duurde zeker 45 minuten, want hij kon niet over die drempel heen voordat het ritueel naar tevredenheid was afgewerkt. Het werd mij afgeraden, maar ik hielp hem waar ik kon. Veegde de hele dag door muren, deuren en trapleuningen voor hem af om het hem iets gemakkelijker te maken. De blaren en ruwe plekken stonden op zijn gezicht. Het bloed droop er af en toe vanaf. Mijn hart brak voor de 1000e keer.

Pesttrauma cadeau

School begreep het niet. Logisch. Maar deed ook niets om het pesten te verminderen. Dus zo kreeg Zoon naast een kersverse dwangstoornis ook nog een pesttrauma cadeau. Hij kwam thuis te zitten. Zat weken op zijn kamer waar hij at, dronk en, na veel gesteggel van mijn kant, thuisonderwijs kreeg. Ik zat samen met hem opgesloten in huis. Kon hem met al zijn angsten absoluut niet alleen laten. Het was een vreselijke tijd.

Ik wist veel van autisme, maar dit ging mijn kennis te boven. En mijn hele gezin, en met name zijn jongere broertje, leden eronder. Klinische opname was de enige optie en dus is Zoon 3 jaar opgenomen geweest. Die 3 jaar waren de zwaarste jaren van ons leven en gingen o.a. gepaard met opname op de gesloten afdeling, verdriet, gemis en wanhoop. Maar ook met passende medicatie en begeleiding die de tics en dwang verlaagden. Na 3 jaar werd Zoon plompverloren naar huis gestuurd. “Uitbehandeld”, zoals dat heet. Wat eigenlijk zoveel betekent als “zoek het zelf maar uit”. We hadden geen keus en besloten met zijn drieën er volledig voor te gaan. We zouden de GGZ laten zien dat wij het ook zonder hen konden.

Rugzak met handdoek

Inmiddels zijn we een paar jaar verder. De puberteit is voorbij. Zoon (nu 19) heeft zich ontwikkeld. Dat leidt niet tot vermindering van de dwang en tics, maar wel tot voldoende motivatie om dat alles om te zetten in een meer aanvaardbaar iets. Iets wat niet zo zeer zijn lichaam, zijn eigendommen en die van anderen beschadigt. Iets waardoor hij minder het risico loopt op straat uitgelachen of lastig gevallen te worden. En daar werkt hij, stap voor stap, keihard voor. Zo is hij begonnen met zijn handdoek in een rugzak te stoppen als hij naar buiten ging. Als dat ding maar voor het grijpen lag, was het goed. Maandenlang heeft hij geoefend. Steeds een beetje verder van huis. Mobiel bij de hand voor het geval het onderweg mis ging. Vandaag kwam hij erachter dat hij zijn handdoek al weken geleden in de was had gestopt en was vergeten. Hij liep dus al weken over straat met een lege rugzak. Niet zonder dwang, maar ook niet meer met die rare handdoek. Hoe trots kun je dan als ouder zijn?

We zijn er nog lang niet. Het is nog een hele weg om een passend alternatief te vinden. Een weg, vol van mentale stress en puzzels. Want zonder tics en dwang kan hij nooit. Maar we komen er wel. En ik ben apetrots op mijn Zoon.

Niet meer alleen met dwang

Ik herinner het me als de dag van gisteren. Veertien jaar oud was ik toen ik voor het eerst in mijn leven geconfronteerd werd met de angst dat ik mezelf wat aan kon doen. Tot op heden weet ik niet waardoor deze akelige gedachte toen in mijn hoofd is gekomen.

Wat ik wel weet is dat mijn jeugd nooit onbezorgd is geweest. Er was veel ruzie thuis. Als klein meisje en oudste van het gezin probeerde ik de boel altijd te sussen. Ik voelde me niet geborgen en vaak verdrietig. Vriendjes en vriendinnetjes had ik niet. Op de lagere school lukte het me niet om aansluiting te vinden. Ik werd gepest om mijn uiterlijk (ik was dik en lelijk volgens klasgenoten), had last van hyperventilatie en knipperde veel met mijn ogen. Vaak kwam ik huilend thuis. Dan was mijn moeder er om mij te troosten.

Middelbare schooltijd

Ook op het Atheneum lukte het me niet om vrienden te maken. Terwijl mijn klasgenoten met elkaar plezier maakten, zat ik tot in de late uurtjes te zwoegen boven mijn studieboeken. Mijn vrije tijd bracht ik vooral door met het luisteren naar muziek. Vanaf de basisschool was ik een enorme muziekliefhebber. Door mijn harde werken boekte ik goede resultaten en dat gaf een goed gevoel, maar dit was altijd maar van korte duur. Mijn middelbare schooltijd werd overschaduwd door de huwelijksproblemen van mijn ouders en de spanningen die daarmee gepaard gingen. Ik voelde me eenzaam en verdrietig.

Toen ik veertien jaar oud was, kreeg ik de akelige gedachte in mijn hoofd dat ik mezelf wel iets aan zou kunnen doen. Dat was het moment dat ik voor het eerst bang werd voor mijzelf en ik het gevoel kreeg dat ik mijzelf niet meer kon vertrouwen. Uit schaamte durfde ik mijn moeder met wie ik een goede band heb niet in te lichten. Ik was ook bang dat zij zou schrikken. Ik begon opeens overal gevaar in te zien en ging bepaalde situaties vermijden. Zo durfde ik tijdens scheikundeles niet bij het open raam te gaan zitten, omdat ik bang was dat ik naar beneden zou springen. Ik dacht het niet alleen, maar zag het ook gebeuren meerdere malen per dag. Ik zat in een horrorfilm met mezelf in de hoofdrol. Ik dacht echt dat ik een einde aan mijn leven wilde maken. Soms waren de gedachten even op de achtergrond, maar om de paar weken traden ze weer op de voorgrond en kon ik aan niets anders meer denken. Soms durfde ik niet alleen thuis te zijn, omdat ik bang was de controle over mezelf te verliezen. Ik raakte in mezelf gekeerd en hield voor de buitenwereld de schone schijn op. Ik dacht dat ik de enige was met dit soort rare gedachtekronkels. Met veel moeite lukte het me om in 1996 mijn Atheneum diploma te halen.

Het studentenleven

Aangezien ik niet wist wat ik wilde studeren, besloot ik me in te schrijven bij de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden, omdat je met rechten veel kanten op kan. Het afleggen van tentamens viel me zwaar, omdat ik ook in mijn studententijd veelvuldig last had van opdringerige gedachten en beelden, waardoor het me veel moeite kostte om me op de studiestof te focussen. Desondanks slaagde ik erin om mijn tentamens te halen. In mijn derde jaar koos ik ervoor om me te specialiseren in het strafrecht. Er ging een wereld voor me open. Ik vond een baantje als student-assistent op de rechtenfaculteit. Ik heb er de tijd van mijn leven gehad. De waardering die ik ontving voor mijn werk deed me heel goed en maakte dat die akelige gedachten soms even verdwenen. In 2002 mocht ik mijn bul in ontvangst nemen.

Eindelijk

Ik kon aan de slag als griffier in de strafrechtspraktijk en leerde mijn toenmalige vriendin kennen. Zij was de eerste die ik stukje bij beetje in vertrouwen durfde te nemen over de verschrikkelijke gedachten die mij kwelden. Zij adviseerde mij om hulp te zoeken. Uiteindelijk vond ik een psychiater die me vertelde dat de opdringerige gedachten, beelden en impulsen horen bij een dwangstoornis oftewel OCD. Na jaren in stilte te hebben gevochten, wist ik eindelijk wat er met mij aan de hand was. Ik had nog een lange weg te gaan, maar ik was tenminste niet meer alleen.

Tot slot

Aan al degenen die in stilte worstelen met opdringerige gedachten en dwanghandelingen zou ik het volgende willen meegeven: blijf er niet jaren mee rondlopen zoals ik, neem iemand in vertrouwen en zoek tijdig hulp. Een dwangstoornis zal nooit helemaal overgaan, maar je kunt er wel mee leren leven. Therapie, antidepressiva en een terugval preventieplan maken dat ik nu – inmiddels ben ik 39 jaar oud – stabieler in het leven sta.

Dokter, ik heb perfectionisme

Geschreven door Youri

Op het moment dat ik dit typ, gaat er maar één ding door mijn hoofd: “Dit wordt niks aangezien ik mijn blogs nooit perfect zal kunnen krijgen. Ik zal eeuwig blijven twijfelen aan de opbouw, de woordkeuze, de lijn met volgende blogs, de manier van schrijven, de titel en dan weet ik nog niet eens of ik me wel wil gaan uitdrukken in tekst of dat ik dit eigenlijk helemaal niet moet doen en mijn camera moet pakken om het allemaal in beeld te brengen.” Dat is immers mijn hobby, filmen. Wat zegt het dan eigenlijk dat ik nu een blog schrijf? Is dat dan niet iets waar ik voor moet waken, dat ik gewoon mijn grootste hobby over het hoofd zie? Of misschien moet ik zelf een site beginnen waar ik dan blogs op zet en dan beheer ik hem zelf. Eigenlijk heb ik daar helemaal geen zin in, maar het gaat erom dat het misschien wel het ultieme zou kunnen zijn.

Dit is zo ongeveer een begin van een denksessie zodra ik iets wil gaan doen. Gelukkig is er heel veel dwang weg, maar deze irriteert enorm. Het constante willen optimaliseren van alles maakt me ongelooflijk moe en zet mijn passies om in wanhoop. Het begint ermee dat ik zin heb om deze blog te schrijven, maar met bovenstaande gedachten is daar uiteindelijk niets meer aan. Daarom heb ik me voorgenomen om alles wat ik de komende tijd in mijn blogs ga zetten imperfect laat. Ik zal immers toch nooit, maar dan ook echt nooit het gevoel ervaren dat ik er uit heb gehaald wat erin zat.

Het is niet eens zo dat ik onzeker ben over wat ik doe. Ik heb geen minderwaardigheidscomplex, maar ik ga wel constant de concurrentie aan met anderen in alles wat ik doe. Mocht er geen ander zijn die doet wat ik doe en het dus helemaal geen wedstrijd is, dan concurreer ik gewoon met mezelf. Daar komt dus geen einde aan. Al die prestatiedruk, en dat terwijl ik helemaal niet fanatiek ben. Als ik sport, wil ik anderen liever laten winnen, dus je kunt niet zeggen dat ik altijd beter wil zijn dan anderen. Het enige wat ik wil is een perfect leven. Niet alleen voor de buitenwereld, maar vooral voor mezelf. Des te meer frustreert het dat ik heus wel weet dat het echte genieten schuilt achter het volledig loslaten van de drang te willen presteren. Als ik me inbeeld dat ik de rest van mijn leven niets hoef en alleen maar met geitenwollen sokken op de bank mijn familie in “The Sims 4” hoef te verzorgen, dan voel ik al ontspanning optreden. Geitenwollen sokken zeg ik dan meer voor de vorm omdat ik namelijk strikt en obsessief veganistisch ben. Ook weer een voorbeeld van het nastreven van een ideaal. Maar ook het luieren op de bank met “nep” geitenwollen sokken zonder enige ambitie in je leven is een uiterste waar ik niet gelukkig van word.

Praten helpt, echt!

“Iedereen heeft wel eens rare gedachten.” Toen ik dat voor het eerst las was ik verbaasd. Echt iedereen? Er wordt immers nooit over gesproken. Niemand die zegt “goh vanochtend dacht ik even aan het neersteken van Jan, zag het zo voor me, gek hè?” en er dan samen hartelijk over lachen. Het had mij geholpen als dat wel zo ging, het had me misschien geleerd dat mensen soms gewoon een beetje raar denken en dat het niks gevaarlijks is, maar zo steekt de mens niet in elkaar. Alles wat het daglicht niet kan verdragen, krijgt het daglicht niet te zien en wordt dus doodgezwegen. Prima als je er geen hinder van hebt maar minder fijn als je er wel veel last van hebt en denkt de enige te zijn.

Voor mij was het lezen van het blog Seks met dieren van Menno Oosterhoff dat het fenomeen een naam gaf en de kennis dat er meerderen waren die hier last van hadden.

Later sprak ik met lotgenoten hierover veilig op internet onder een schuilnaam. In het begin voorzichtig en alleen in verleden tijd maar doordat er begripvol werd gereageerd, durfde ik steeds een beetje opener te zijn. Omdat ik best veel twijfels en angsten hierover had, besloot ik de stap te zetten om het erover te hebben met een hulpverlener van me, een psychiatrisch verpleegkundige. Maar door mijn angst en schaamte was ik niet erg duidelijk over hoeveel ik er last van had, dus werd er niet veel aandacht aan besteed en daarna durfde ik het niet weer te noemen dus werd er niet meer over gesproken.

Hierna brak er een periode aan waarin mijn gedachten en angsten erg aanwezig waren, waarschijnlijk door spanningen die andere dingen in me leven me gaven. Ik sprak of typte erover met lotgenoten en had veel geruststelling nodig van hen.

Het beginnen van een behandeling bij een psychologe bood een nieuwe kans om het bespreekbaar te maken, ik twijfelde enorm over of ik dat zou doen omdat ik de angst had opgesloten te worden in een psychiatrisch kliniek. Het voelde als het nemen van een enorm risico. Aangemoedigd door lotgenoten durfde ik de psychologe een email te schrijven waarin in ik uitlegde over mijn gedachten en de angsten die daar aan gekoppeld waren.

Het hielp dat ik er vaker over had geschreven en ook leende ik hier en daar wat woorden van anderen om mezelf goed te kunnen uitdrukken. Daar voegde ik aan toe dat ik dacht dat het intrusies waren en een link naar een website over OCD. Dit deed ik om het risico wat meer uit te sluiten dat ik verkeerd begrepen zou worden.

Het wachten op een antwoord duurde eeuwig, voor mijn gevoel dan. Door alle angst was het wat moeilijk te onthouden dat ze wel meerdere dingen te doen had en dat ze wel zou antwoorden als ze daar tijd voor had. Het antwoord dat ik kreeg was erg vriendelijk en geruststellend. Ze verzekerde me dat mijn angst echt niet terecht was en bood aan er verder over te spreken.

Aan die volgende afspraak ging ook weer aardig wat angst vooraf. Ik was bang dat ze zich had bedacht en me toch voor de zekerheid vast wou zetten of dat ze me toch niet z’n leuk mens meer zou vinden. Op advies benoemde ik mijn angst in een e-mail en kreeg ik wederom de bevestiging dat mijn angst niet nodig was. Bij het gesprek zelf was ik nog wat gespannen dus hadden we het eerst over andere dingen. Na een tijd gaf ik aan dat ik het er wel over wou hebben maar het wat moeilijk vond. Ze begreep het en leidde me door het gesprek. Het werd een emotioneel gesprek voor mij waarbij al mijn twijfels werden besproken. Ik zat op een gegeven moment letterlijk te huilen van angst, verdriet en ook schaamte. Maar het voelde ook zeer goed dat het gewoon besproken kon worden. Er nog eens over praten zal een stuk makkelijker zijn nu, denk ik.

Dus ik zou iedereen aanraden het er over te hebben. Niet met willekeurig iedereen, maar met lotgenoten, een behandelaar of huisarts.

Afleiding van smetvrees

Geschreven door Femke

Dat kauwgom kauwen goed zou zijn tegen drammerige liedjes in je hoofd, las ik alweer een tijd geleden. Ik vond het een grappig onderzoek en testte het uit op mijn man. Mijn man wordt namelijk al jaren af en toe geteisterd door een herhalend liedje in zijn hoofd. Ik liet hem het artikel lezen en hij wilde het graag proberen, want het liedje ‘Een veldmuis vond in het beukenbos’ kan hij niet meer horen! Als mijn zoons en ik hem willen plagen, zingen wij even snel de eerste regel. Eigenlijk een beetje vals van ons, want hij zit dan uren, zo niet dagen met die verrekte veldmuis in zijn hoofd. Totdat hij kauwgom gaat kauwen. Ik kocht een grote lading kauwgom en gaf het hem als hij het liedje niet uit zijn hoofd kon krijgen. En wat schetste mijn verbazing? Het hielp! Hij was het liedje eerder kwijt en het bleef minder lang in zijn hoofd.

Deze positieve ervaring bracht mij op het idee om te kijken of het kauwgom kauwen ook zou helpen tegen mijn smetvrees en ander dwangmatigheden in mijn leven. Ik schafte nog meer kauwgom aan en begon aan mijn onderzoek. Kauwgom kauwen tegen de dwang, naast mijn medicijngebruik en therapie.

Ik begon mijn experiment met het kauwen van kauwgom als ik ’s morgens naar mijn werk ging. Dat moment geeft mij altijd de nodige stress, zodat mijn dwang dat zwakke moment vaak weet uit te buiten. Na het tandenpoetsen stopte ik een paar kauwgompjes in mijn mond en deed mijn jas aan, pakte mijn tas, deed de achterdeur open en dicht, liep naar de schuur, pakte mijn fiets, sloot de schuurdeur achter mij, deed de poortdeur open, en dicht en vertrok.

Lezers met smetvrees begrijpen de grote impact van je dwang bij al die handelingen en hoe moeilijk het is om überhaupt weg te komen van huis. Maar, terwijl ik kauwde alsof mijn leven ervan af hing, ging het inderdaad beter. Ik fietste kauwgom kauwend naar mijn werk, en pas op mijn werkkamer frommelde ik het kauwgommetje in een papiertje en gooide het weg. Ik had minder dwang gehad en nam me voor om vaker kauwgom te gaan kauwen bij spannende momenten op de dag. Ik breidde het kauwgom kauwen uit en het bleef mij helpen.

Momenteel is het zo dat ik wel 10 keer op de dag al kauwgom kauwend bezig ben. Bijvoorbeeld tijdens het stofzuigen. Voor mensen met smetvrees een eng apparaat want het komt overal tegen aan en maakt alles vies. Maar nu stop ik eerst twee of drie kauwgompjes in mijn mond voordat ik de stofzuiger pak. Dat leidt mijn hoofd voldoende af om door te kunnen gaan en daarna niet meteen te moeten douchen.

Deze nieuwe therapie gebruik ik nu van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ik koop op internet gezonde suikervrije kauwgom en kauw dat het een lieve lust is. Nou zou je kunnen denken dat deze nieuwe gewoonte een nieuwe dwang is geworden. Ik denk van niet. Deze activiteit zorgt namelijk niet voor stress, ik kan ermee stoppen als ik wil en ik word niet onrustig als ik geen kauwgom in mijn mond heb. Het lijkt tot nog toe niet dwangmatig.

Omdat ik hier baat bij heb, wilde ik jullie deze ervaring niet onthouden. Ik denk niet dat alleen kauwgom kauwen genoeg tegengif is voor dwang, daar is dwang veel te ziekmakend voor, maar als ondersteuning bij mijn andere therapievormen lijkt het mij geen kwaad te doen. De psychiaters en psychologen die dit stukje lezen zullen weten dat dit een niet evidence-based advies is, maar ik raad iedereen met dwang een kauwgompje aan. Bij mij ondersteunt het volgens mij écht!

Photo credit: black.zack00 Bubble gum swag via photopin (license) – adaptation

“Kauwen op kauwgom zorgt ervoor dat liedjes minder snel in je hoofd blijven zitten, zo blijkt uit een studie. 

De kaakbewegingen die mensen maken wanneer ze kauwgom in hun mond hebben, leiden de hersenen waarschijnlijk af van muziek. Als proefpersonen kauwgum kauwen terwijl ze naar popliedjes luisteren, ligt het aantal keer dat een nummer in hun hoofd blijven zitten ongeveer 40 procent lager dan wanneer hun mond leeg is. Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Reading in het wetenschappelijk tijdschrift Quarterly Journal of Experimental Psychology.” Bron: Nu.nl

Mijn dwangmatige persoonlijkheidsstoornis

Regelmatig krijg ik de vraag wat het verschil is tussen de dwangstoornis of obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en de dwangmatige of obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis (OCPS). Ik zal dat proberen uit te leggen aan de hand van mijn eigen ervaring.

Ik streef zo naar orde en perfectie dat het ten koste gaat van mijn gezondheid. Vanuit een gevoel van onzekerheid, leg ik hoge verwachtingen op aan mezelf. Ik ga dan leven vanuit mijn hoofd. Als ik niet aan mijn eigen gestelde hoge eisen voldoe, heb ik stress en voel ik me rot. Ik heb geen controle over het leven, maar ben toch steeds op zoek naar een gevoel van controle.

Ik wil mijn dagen zo nuttig mogelijk invullen. Daarvoor houd ik allerlei lijstjes bij en plan dagen van a tot z. Ik ben steeds aan het ordenen, bijvoorbeeld in huis over hoe dingen moeten staan. Ik plan altijd te veel, waardoor ik niet af krijg wat ik af wilde krijgen. Het kost veel denkwerk en omdat het energie kost, kan ik minder tijd besteden aan de dingen die er echt toe doen.

Bezigheden zelf duren langer doordat ik dingen perfect wil doen en me verlies in details. Of ik stel uit omdat ik denk dat ik het toch niet goed ga doen. Als ik dingen wel gedaan heb, kan ik ze soms toch niet van mijn lijstje afstrepen omdat ik niet tevreden ben. Ontspanning staat onderaan mijn planning en ik kom er vaak niet aan toe. Prioriteiten stellen, lukt vaak niet in de praktijk.

Een ander kenmerk van OCPS is zo gewetensvol zijn dat het stress kost. Ik heb een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zeg dan te snel ‘ja’. Er is vaak een gevoel van onrust; ik moet iets doen.

Een ander kenmerk van OCPS is moeite hebben met samenwerken of delegeren, omdat je bang bent dat de ander het niet zo goed doet als jij. Ik zal dat niet snel denken, maar vind het moeilijk dat ik minder controle heb over het werk en ben bang om op de vingers getikt te worden.

Verder pieker ik veel over geld. Ik ben bang dat ik niet de juiste keuze maak bij het uitgeven ervan. Ik ben ook verslaafd aan koopjes. Sommige mensen hebben extreme moeite met het weggooien van spullen, maar ik ben meer een opruimer.

Levenslang?

Als klein meisje was ik al netjes en op de middelbare school was ik erg ijverig. Ik werd niet blij van een hoog punt, maar ik kon een laag punt niet verdragen. Ik ontleende mijn zelfbeeld aan prestaties. Gelukkig hecht ik nu veel waarde aan sociaal contact, maar vroeger ging leren altijd voor. Ook in het weekend stond ik om zeven uur op. Te veel opgaan in studie of werk is voor mensen met OCPS een valkuil.

Door positieve ontwikkelingen staat OCPS minder op de voorgrond bij mij dan een paar jaar geleden. Ik ben flexibeler dan vroeger en mijn zelfvertrouwen is gegroeid. Vroeger zeiden sommige therapeuten dat het “leren leven met” is. Trekken van OCPS zal ik blijven hebben, maar hopelijk kan ik met de juiste hulp zorgen dat ik er minder onder lijd en het mijn functioneren minder belemmert. De kunst is om onzekerheid en imperfectie te leren verdragen.

OCPS versus de dwangstoornis

OCPS en dwang zien er bij iedereen anders uit. De ernst varieert ook. Wat is het verschil tussen OCPS en dwang bij mij?
Veel van mijn dwanghandelingen en -gedachten vloeien voort uit OCPS. Dat geldt vooral voor mijn regels met betrekking tot voeding, het milieu en het voortdurend plannen van alles. Ik mag bijvoorbeeld na half negen ’s avonds niets meer eten. Dat is niet omdat ik dat niet wil, want ik ben dol op eten.

Dwanghandelingen en -gedachten die meer voortvloeien uit drang, dus een onbeheersbaar gevoel om iets te doen, vind ik meer vallen onder de dwangstoornis. Het gaat bij mij dan om controleren, ordenen, smetvrees, koopdrang, symmetriedwang en skin-picking. Ik was mijn handen niet omdat dat moet, maar omdat het vóelt alsof het moet.

Gevoel en verstand, moeten en willen, drang en dwang, haken voortdurend in elkaar. Net zoals psychische problemen en je identiteit verstrengeld kunnen raken in de loop der tijd. Dat risico is nog groter voor de persoonlijkheidsstoornis. Wie ben je en wat heb je?

Bij dwangmatigheid vanuit OCPS is er vaker een kern van waarheid in tegenstelling tot die vanuit de dwangstoornis, waarbij er vaker irreële gedachten zijn. Het is goed om aandacht te hebben aan wat ik eet, maar steeds mijn nagels aan moeten raken is zinloos. Het is echter niet zwart-wit. Voor zowel OCPS als dwang is dat een mooie stelling om boven het bed te hangen.

Dwangmatige gedachten over eenzaamheid van de mens

Als kind voelde ik me vaak eenzaam. Ik had vrienden, familie en een leuke basisschool. Ondanks dat alles drong zich steeds de gedachte aan mij op dat mensen zo pijnlijk eenzaam zijn. Ik vroeg mij steeds af hoe de ander een kleur rood zou zien en vond het vreselijk vervelend dat ik nooit zou weten hoe een ander de kleur rood beleeft. We zouden het nooit echt over dezelfde kleur kunnen hebben. En wat is eigenlijk het ware rood? Pas als je echt even een ander kunt zijn, dacht ik, kun je ervaren hoe de ander iets ziet. Maar dat kan niet. En zit er niet een beetje tijd, vroeg ik mij af, tussen een aankijken en registreren van de blik, of tussen praten en luisteren? Dat iedereen opgesloten zit in zijn eigen perceptie en dat de absolute waarheid dan voor ieder van ons verborgen zou blijven vond ik niet alleen vervelend. Het maakte dat ik me vaak eenzaam en soms erg verdrietig voelde. Ik voelde me niet alleen eenzaam op momenten dat ik zat na te denken over het bestaan. Nee, de gedachten drongen zich aan mij op op willekeurige momenten. Ik werd mij soms pijnlijk bewust van mijzelf en het voelde alsof ik omringd door een glazen omhulsel naar de wereld keek.

Ik heb mij nog vaak afgevraagd wat de waarheid in de dingen is en hoe wij die met elkaar zouden kunnen delen.

Uiteindelijk ben ik de mystiek van het ongrijpbare wat gaan waarderen, kreeg ik oog voor verwoorden, verbeelden en muzikaal vertolken van datgene waar de realiteit tekortschiet. Het went. Maar het wordt nooit meer goed, heel, perfect en absoluut waar. Niet voor mij, niet voor iedereen en niet voor ons allemaal samen op hetzelfde ogenblik.

Een verstopper

Iemand zei pas tegen mij: “Jij bent er wel maar je bent er niet. Zet jezelf in het licht door jezelf in gedachten drie keer zo groot te maken, want je mag er zijn!”.

Ik stel me vaak onzichtbaar op. Ik wil niet onopgemerkt blijven omdat ik anonimiteit prettiger vind. Als kind bloosde ik snel. Op school werd ik daarmee gepest. Daardoor werd het blozen erger en voelde ik me nog ellendiger .

En als je, zoals ik, last heb van TTM (Trichotillomanie) en er soms kale plekken zichtbaar zijn, dan verstop je je soms liever. En daar ben ik heel goed in geworden.

Ter introductie vertel ik hieronder stapsgewijs wat ik ondernomen heb tegen de dwang, vanaf mijn 13e tot 49e (huidige) levensjaar.

  • Ik heb nu 36 jaar last van dwang. Het is gedurende een jaar of 8 voor ongeveer 95% weggeweest. En door mijzelf aan te melden bij dwang.eu zet ik een stap in mijn zelf-acceptatieproces.
  • Rond mijn 13e, toen TTM zich ontwikkelde, dacht ik de enige te zijn in de wereld met dit rare gedrag. Een enkel bezoek aan de huisarts (mijn ouders namen me mee) leverde niets op. Tot mijn ex-partner psychologie ging studeren en de term bij toeval tegenkwam. Gelijktijdig kwam het internet op. Er ging een wereld voor me open, er was een naam voor en ik was niet de enige in de wereld! Wat een ontdekking en bevrijding. Ik vond een wetenschappelijk artikel van wel 50 pagina’s op een Amerikaanse site. In Nederland was nog niets te vinden. Mijn psychiater wilde het document graag hebben, hij had nog niet eerder een TTM-cliënt gehad. Ik startte met cognitieve therapie maar dat heeft bij mij niet het beoogde effect gehad. Mogelijk kwam dat ook doordat ik geen verbinding voelde met mijn toenmalige psychiater. Na een klein jaar ben ik ermee gestopt omdat ik geen resultaat zag.
  • Ik ben, na een aantal jaar niets te hebben ondernomen, gegaan voor een haarwerk. Moest wel want ik kon de kale plekken met mijn staart niet meer bedekken. Het was een “toupet op maat” om de bovenkant van mijn hoofd, mijn probleemgebied, te kunnen bedekken. Dat maakte dat ik mijn haar weer los kon dragen. Een haarwerk van echt haar uit India. Ik heb er meerdere gehad. Ze blijven een jaar mooi en dan is het weer tijd voor een nieuwe.
    Dat was een bevrijding. Ook al zag ik dat mensen wel iets aan mij zagen. Misschien zagen ze wel dat ik een haarwerk droeg en dat maakte me enerzijds onzeker, maar anderzijds maakte het me niet uit.
  • Wat mij hielp was letten op mijn voeding; geen suiker! Toen ik me verdiepte in het John Kender dieet ben ik me er bewust van geworden dat voeding voor mij een trigger was.  En sporten om ’s avonds niet bij de tv of computer te zitten maar afleiding te vinden werkte ook. Die combinatie maakte dat het jaren goed is gegaan. Ik kon ook afscheid nemen van mijn haarwerk en ben een jaar of 10 voor 95% “dwang vrij” geweest. En misschien speelde ook het ouder worden mee omdat dan de hormonenhuishouding verandert?
  • Mindfulness: het laatste jaar is de dwang weer terug omdat er een opeenstapeling van stress in mijn leven kwam en nog steeds aanwezig is. Blijkbaar is dwang dan toch nog de enige uitweg voor me. Dagelijks neem ik tijd om te mediteren om bewust te zijn van mijzelf bij voorkeur met natuurgeluiden of singing bowls op de achtergrond of ik zoek een hypnotherapie filmpje op You Tube.
  • Onlangs heb ik de intakefase afgerond en ben in afwachting om VERS training te volgen, gebaseerd op het ‘pannetjesmodel’ van Nancee Blum. Een groepstraining waarbij emoties voorgesteld worden als pannetjes waarin de oplopende emoties steeds meer gaan borrelen en uiteindelijk overkoken. Dit biedt alle betrokkenen een eenvoudige en tot de verbeelding sprekende taal rond emoties, met pannetjes van 1 tot 5 waarbij men in 1 rustig is en in 5 overkookt. In het VERS programma leer ik wat ik kan doen om oplopende emoties beter te hanteren.

Menno over FOMO en FOBO

De blog van Bram Tjaden ‘Keuzestress in de zorg’ triggerde mij tot deze blog. Er is weinig voor nodig om mij te triggeren. Dat is nu net het probleem. Elke optie wordt snel iets wat ik beslist niet kan loslaten. Daar ging de blog van Bram deels over. Over FOBO, Fear Of Better Options en FOMO, Fear Of Missing Out. In beide gevallen gaat het erom dat je bang bent iets leuks of leukers mis te lopen. Ik noem het ook wel spijtvrees. Spijt dat je iets laat liggen. Tjaden zegt hierover: ‘Het is een bijproduct van onze consumptiemaatschappij en leidt tot besluiteloosheid, spijt achteraf en maakt in veel gevallen ongelukkig. Een belangrijke remedie ertegen is je oefenen in tevreden zijn.’

Daar wil ik wat kanttekeningen bij plaatsen. Ik ben me ervan bewust, dat ik het probleem voornamelijk ken vanuit de ziekelijke vorm waarin er sprake is van een dwangstoornis. Het is niet eenvoudig aan te geven wanneer angst iets te missen nog moreel beoordeeld kan worden als een gebrek aan tevredenheid en wanneer het medisch beoordeeld moet worden als een onvermogen om te gaan met mogelijkheden. Twijfelzucht over wat te kiezen kan namelijk wel degelijk een ernstige dwangstoornis zijn en hetzelfde geldt voor het gevoel van onvolledigheid dat mensen ertoe brengt elke optie te moeten benutten. Ik zeg moeten, omdat het meer iets is waartoe je gedreven wordt dan wat je zelf nastreeft. Ik ken het probleem uit eigen ervaring en heb me lang afgevraagd of het ontevredenheid was, een soort mentale hebberigheid. Alles willen hebben en meemaken. Maar zo’n moreel oordeel is soms toch te streng. Het probleem is niet zozeer dat je ontevreden bent, maar een obsessieve onrust over de mógelijkheid dat je dat achteraf zult worden. De remedie is dan ook dat je je oefent in het verdragen van die mógelijkheid, het uitstaan van die onzekerheid.

Als je overgevoelig bent voor onvolledigheid, zoals mensen met een dwangstoornis, dan valt dat niet mee. Dat weet ik uit ervaring. Zo vind ik het heel lastig om mijn gedachten gewoon te laten stromen. Dat voelt als verlies. Ik moet elk idee bewaren, vastleggen of er anderszins iets mee doen. Het is niet omdat ik mijn eigen gedachten zo briljant vind, maar omdat ik dingen sowieso te snel beleef als essentieel. Dat maakt mij een hyperactieve blogger. Dat gevoel dat een kleinigheid essentieel is, dat je leven ervan afhangt is typerend voor de dwangstoornis. Als ik een inval vergeet, dan kwelt me dat, zelfs als ik heel zeker weet dat het niet belangrijk is. Ik loop bijvoorbeeld naar Dineke, mijn vrouw om haar een leuk voorval op het werk te vertellen, maar word even afgeleid en ben het daarna vergeten. Ik weet dat het slechts ging om een leuk voorval. De wereld vergaat niet als ik Dineke daarvan niet op de hoogte breng. Maar het voelt alsof mijn leven erom draaide om juist dit te vertellen. Als ik me dit niet kan herinneren, is alles waardeloos. Alsof er een gat in mijn leven is geslagen. Een ondraaglijk verlies. Ik noem het maar zoals ik het tegen beter weten in beleef.

Een ander voorbeeld. Ik werd eens gemaild door iemand met een dwangstoornis, die me vertelde dat ze eindeloos bezig was zich af te vragen wat de leukste hobby was. ‘Waarom doe ik dit?’ vroeg ze vertwijfeld. ‘Omdat je allergisch bent voor de mógelijkheid een buitenkans te missen,’ heb ik haar geantwoord. Ook ik heb alle groepen op markplaats wel nageplozen om te controleren of ik niet de leukste hobby aan me voorbij liet gaan.

Ik weet verstandelijk ook wel, dat het nergens over gaat. Dat weten mijn patiënten ook wel over hun obsessieve onrust die zich overal op kan richten. Onrust over of je iemand hebt aangereden, of de etiketten van de potjes in de koelkast wel allemaal naar voren wijzen, of de schoenen wel precies recht staan, of je besmet bent met hondsdolheid, of je pedoseksueel bent en of je je van kant zult maken, terwijl je dat allemaal helemaal niet wilt.

De kern van dwang is obsessieve onrust die verstandelijk gezien nergens voor nodig is. Dat kan in sommige vormen lijken op ontevredenheid, maar het verdient niet dat morele oordeel.

Gepubliceerd op Medisch contact op 09 oktober 2018

Een denkbeeldig elastiek

Spanning bij dwang voel je. Bewust of onbewust is die spanning er. Onder alle vormen die onbekend zijn bij het grote publiek, valt ook elastiekdwang. Bij alle dwangsoorten voel je spanning al in de vorm van stress, onrust, oververmoeidheid of opperste concentratie. Als je elastiekdwang hebt, voel je dat ook op een andere manier. De spanning loopt op, net als bij andere dwang wanneer je niet gehoorzaamt aan de dwang, maar tegelijk loopt de letterlijke (aan)spanning van een onzichtbaar doch levensecht voelend elastiek op. Het denkbeeldige elastiek ging in mijn geval vanaf mijn achterwerk naar de verwarming op mijn kamer. Dat was namelijk de plek waar ik altijd stond, mijn basis. Die basis lijkt bij alle elastiekdwang het ene punt te zijn, en de persoon het andere. Wat die basis is, is bij iedereen verschillend, maar dat betekent niet dat je kunt stellen dat iemand met elastiekdwang die basis zelf uitkiest. Een plek voor dat uiteinde van het elastiek lijkt willekeurig te zijn, maar heeft vaak wel te maken met een plek waar je je veilig voelt en waar je vaak komt. Het kan je huis zijn, maar ook veel specifieker, die ene stoel in huis of zoals bij mij de verwarming op mijn kamer. Dat is dan het punt van waaruit ik vertrok met mijn elastiek.

Om je als iemand die hier onbekend mee is voor te kunnen stellen hoe dit is, moet je denken aan een hond aan de lijn. Wanneer jij met iemand staat te praten, besluit je hond aan de wandel te gaan. Hij loopt om paaltjes, bomen en misschien zelfs mensen. De hond beseft niet dat hij aan een lijn zit die op dat moment overal omheen en tussendoor komt te liggen, tot het moment waarop hij weer naar zijn baasje wil om verder te lopen. Als hij dan rechtstreeks terug naar zijn baasje wil lopen, zal hij eerst de hele weg terug moeten lopen die hij liep, zodat de lijn weer uit de knoop is. Dan pas kan hij verder. Dat is precies het gevoel dat iemand met elastiekdwang heeft, alleen dan betreft het een elastiek, waar meer en meer spanning op komt te staan. De neiging om dezelfde route terug te lopen naar je basis (het baasje dat staat te praten) wordt dus sterker en sterker.

Meestal is de basis iets wat niet beweegt. Daarom kun je zeggen dat je vanaf één punt alle kanten op kan, als je dat elastiek maar weer terug volgt. Waarom moet het dan vermeden worden om ergens heen te gaan, en waarom heb je dan zoveel spanning, zul je je misschien afvragen. Dat komt omdat er één grote vijand is: je geheugen. Wat als je niet meer weet hoe je precies gelopen bent? Daarbij komt ook nog dat je in een menigte mensen onmogelijk meer de menigte door kunt komen op exact dezelfde, maar omgekeerde manier. Wanneer je elastiek dus ondraaglijk gaat zeuren heeft dat alles te maken met hoeveel je kunt onthouden. Bij de een is dat na een blokje om, bij de ander al in een andere kamer in huis, en bij weer een ander zelfs al bij alle wegen die hij gaat in een videogame.

Met zoveel factoren die andersom lopen onmogelijk maken, kies je er al snel voor om bij je basis te blijven. Dan kan je elastiek immers niet in de knoop raken. Als dat zoals in mijn geval één stoel was en niet het hele huis, betekent dat dus de hele dag zitten op die stoel. In een auto stappen was dus al helemaal ondenkbaar, want dan zou je moeten spookrijden om weer via de juiste kant van alle paaltjes, bomen enzovoorts bij je basis te komen. Dat is dus onmogelijk, maar dat biedt ook kansen. Het kan namelijk heel helpend zijn om zelf te kiezen voor iets waarbij je weet dat het onmogelijk is om het elastiek weer te ontspannen. Het kan toch niet, kun je dan denken, en bij dingen die wél andersom kunnen treiter je jezelf enorm omdat het nog andersom zóu kunnen. Zo heb ik wandelingen andersom gelopen, maar ook al steppend (fietsen kon niet met de trappers

achteruit) tegen het verkeer in andersom gereden omdat ik het nog had onthouden. Dat ik dan raar aangekeken werd, maakte me niet uit. Ik moest en zou hetzelfde terug naar mijn basis. Alsof je een film terugspoelde. Zo denk je met elastiekdwang achteruit én vooruit omdat je altijd alert bent op hoe het andersom kan. Dwang vraagt altijd hogere systeemeisen van hun slachtoffer om volop te kunnen draaien dan je brein aankan.

Mensen kunnen blijkbaar ook lichte neiging hebben om iets andersom te doen. Wanneer mijn vriendin geroepen wordt door iemand en zich moet omdraaien, kiest ze ervoor dezelfde kant weer op te draaien als ze verder wil lopen. Als ze het rondje om haar as afmaakt en dan verder loopt, voelt het niet goed. Onschuldig, maar op zich wel (onbelemmerende) elastiekdwang te noemen als je het mij vraagt.

Stap met volle wil in een auto. Die kan niet meer terug zoals je wil en daarmee ontneem je jezelf de optie om het wel te doen. Dit werkt alleen als je dat écht wilt, dus niet wanneer anderen die keuze voor je maken, anders kom je in een situatie waarin je het alsnog móet herstellen, terwijl het onmogelijk is, en dat gun je niemand. Je moet namelijk achteraf kunnen zeggen tegen jezelf dat je dit niet voor niks hebt gedaan, ook al heb je achteraf mogelijk alsnog enorme spijt. Je WILDE het.

De afbeelding bij dit verhaal komt van Watchdogs, een game waarbij je met zichtbare lijnen verbonden bent met het objecten en mensen, waar je ook gaat.

Mijn dwangmatig leven

Leven met mijn dwangstoornis betekent, dat ik nauwelijks een eigen leven heb, want ik word geleefd door de dwang.

In mijn geval is het voornamelijk controledwang.

Voor iemand, die dit niet kent, is het niet voor te stellen, dat mijn leven overheerst wordt door dwanggedachten, dwanghandelingen en angsten. En dat ik daar niets tegen kan doen.

Stel, dat ik een gebroken been heb, dat is duidelijk te zien voor een ander.

Mijn dwang is niet duidelijk te zien, want ik wring me in allerlei bochten om maar niemand te laten merken, dat ik allerlei onverklaarbare dwanghandelingen moet uitvoeren. Er is schaamte om dat te laten zien aan een ander.

Iemand met een gebroken been, daar verwacht niemand van, dat hij/zij de marathon gaat lopen……Want dat gaat niet lukken.

Zo is het ook met mijn dwanggedachten en mijn dwanghandelingen. Ook al is het niet te zien, het gaat me  niet lukken om het te negeren.

Dat is onmogelijk, want ik heb geen ogenblik rust, als ik niet doe wat de dwang wil dat ik doe.

Ik moet, moet, moet controleren.

Er zijn veel therapieën en ook is er medicatie om te proberen om er van af te komen. En als je geluk hebt en je bent er vroeg genoeg bij, dan heb je kans dat je leven wat leefbaarder wordt. Maar dat geluk is niet voor iedereen weggelegd. Bij mij is het niet gelukt.

Leven met mijn dwang betekent voor mij een levenslang probleem.

Hoe meer prikkels van buitenaf, hoe erger het wordt. Om de dwang in toom te houden, zou ik geen kranten moeten lezen, geen tv kijken, niet naar de radio luisteren, geen mensen uitnodigen, nergens heen gaan, zelfs geen boeken lezen, niet praten met anderen.

Want dat zijn allemaal valkuilen, waar de dwang mee aan de gang kan gaan.

Ik kan namelijk dingen zien en horen en lezen, die onrust veroorzaken en dan is de dwang er als de kippen bij om me angstig te maken en me dus weer dwanghandelingen te laten uitvoeren en dwanggedachten te geven.

Een handeling, die voor een ander een automatisme is, is voor mij, met mijn controledwang, een handeling, die steeds maar weer met rituelen gecontroleerd moet worden.

En dat geldt voor alle handelingen, die ik op een dag moet uitvoeren.

Door mijn controledwang kan ik niet zomaar een dekseltje op een potje of bakje doen, zonder er steeds maar weer op te drukken, ik kan niet zomaar een pakje worst of kaas inpakken, en kan niet de koelkast en vrieskast dichtdoen en weglopen, ik kan niet zomaar de voordeur dicht en op slot doen.

Ik kan ook niet de stekkers gewoon in een stopcontact doen, want ik moet er steeds op drukken, zitten ze er wel goed in? Ook kan ik geen ramen zomaar even open en dicht doen, en kan niet de balkondeur even open en weer dicht doen.

Ik neem liever geen pot met deksels, die weer eindeloos dichtgedraaid moeten worden, en ik kan geen brieven schrijven of rekeningen uitschrijven, zonder het tig keren te controleren.

En ook kan ik beter niet op bezoek gaan, want binnen de kortste tijd ga ik daar ook van alles controleren.

Ik moet de houdbaarheidsdatum van alles steeds weer controleren, en ik heb een hekel aan veranderingen, die voor meer onrust zorgen, ik kan een batterij niet in één keer in een apparaat stoppen, en luister lang of iemand echt het telefoongesprek heeft beëindigd.

Ik kan niet de kranen dichtdraaien en dan weglopen, ook kan ik niet de deur uitgaan of gaan slapen zonder, soms urenlange, controlehandelingen uit te moeten voeren.

Kortom, met mijn controledwang kan ik niets, helemaal niets doen zonder het steeds maar weer te  moeten controleren.

En als dat controleren nou maar uit één keer zou bestaan, dan oké, niets aan de hand.

Maar nee, dat controleren bestaat uit steeds maar weer opnieuw en opnieuw en opnieuw controlehandelingen en rituelen uitvoeren.

Totdat “Het Goed Voelt!”

Want dat is het punt, het moet goed voelen!

Ik moet het groene licht krijgen om te kunnen stoppen met controleren.

Maar voordat het zover is, is er heel wat tijd verstreken.

Eigenlijk is mijn leven met dwang zo beperkt, dat het geen leven is. Er is weinig tijd om te genieten van de dingen, die het leven plezierig maken. Het is controlegevoelige situaties vermijden en smoesjes bedenken voor de buitenwereld en rampen proberen te bezweren, door steeds maar weer te controleren en proberen te overleven met een dwingeland, die in mijn hoofd zit.

Ik heb vaak gedacht, dat ik met dit leven zou willen stoppen, dat ik zelfmoord zou willen plegen. Maar ik zou dat nooit doen.

Ik zou niemand willen aandoen, om eventueel ook maar iets van een schuldgevoel te hebben, in de trant van:

Had ik maar…… of: Had ik misschien…..

Ik weet maar al te goed, hoe ook schuldgevoel, terecht of onterecht, je leven  kan verpesten.

Daarbij zou ik het ook niet durven om zelfmoord te plegen. Want wat als het niet lukt, als de pillen net niet genoeg zijn, hoe ziet het leven er dan uit?

En mezelf voor een trein werpen zou ik nooit doen. Dat zou ik vreselijk voor de machinist vinden.

Maar ik kan me wel heel erg goed voorstellen, dat iemand het totaal niet meer ziet zitten en er toch voor kiest om er een eind aan  te maken.

Voor mij is dat geen optie. Dat betekent dus doorgaan met een leven met een dwangstoornis……

En het zo makkelijk mogelijk voor mezelf proberen te maken.

En ooit komt er gelukkig een eind aan.

Maar hoe beperkt mijn leven ook is, toch probeer ik steeds positieve manieren te vinden om met mijn dwang te leven. Sinds ik er makkelijker en opener over praat, is er veel begrip in mijn omgeving. En zijn mensen bereid, om als het nodig is, samen met mij te controleren, zodat het sneller gaat.

Ineke Dijkhuis

Denk je aan zelfdoding en wil je nu contact? Bel of chat anoniem met 0800-0113 of  113.nl. Ze zijn 24/7 open.