Skip to main content

Archieven: Ervaringsverhalen

Met doodsangst belde ik de opvoedtelefoon…

Anoniem

Als jonge moeder was ik intens gelukkig; ik durfde het alleen niet te voelen. Ik beschuldigde mezelf al van ernstige kindermishandeling als ik iets te gemakzuchtig oordeelde over de watertemperatuur van het kinderbadje. Zonder reden overigens want onze zoon genoot er zichtbaar van. Maar de meest geheime dwanggedachten heb ik nauwelijks ooit tegen iemand uitgesproken.

Ik, die altijd vrij makkelijk over de moeilijke emoties praat en vooral schrijf, draai nu toch om de zaak heen. Ik had gedachten die ik net al noemde en gedachten die ik amper onder woorden durf te brengen. Ik doe het toch maar.

Ik gaf borstvoeding. Een enorme dobber voor iemand met mijn type dwanggedachte. Vanzelfsprekend mocht ik niet aan een mooie man denken als ik mijn kind voedde want van die gedachte ontstaat te snel de gedachte aan seksuele handelingen. Zulke hersenspinsels waren taboe tijdens het voeden van mijn zoon.

Het voeden uitstellen was geen optie want ik heb een zoon die verschrikkelijk hongerig is en zijn huilen veroorzaakte een toeschietreflex van melk waar ik niet goed van werd. Dus voeden moest bijna wel als mijn zoon erom vroeg. En daaruit bloeide het schuldgevoel, want ik kon mijn gedachten aan ‘verboden’ onderwerpen niet sturen. En bewoog ik niet, al was het heel, heel miniem, een millimetertje, met mijn onderlichaam? Ik ging vervolgens piekeren bij wie ik mijn zonden moest melden om emotionele schade bij mijn kind te voorkomen.

In die tijd had je nog niet al die berichten over kinderen die van ouders worden afgenomen, anders was ik vast heel panisch geworden. Maar nu belde ik met doodsangst de opvoedtelefoon en niet eens met nummerafscherming geloof ik. Ik biechtte mijn zonde op. Na een belerende preek van de medewerkster kwam er aan het eind van het gesprek uit dat ik niet echt een zonde had begaan. Ze vond dat mij de zorg voor een baby toevertrouwd was. De opluchting duurde precies een half uur; toen had ik weer nieuwe onherstelbare fouten ontdekt. Bijvoorbeeld over toen onze zoon zeer ziek was, maar niet zo ziek dat hij in het ziekenhuis moest liggen. Hij mocht bij uitzondering in de wieg naast ons bed overnachten, maar o god, ik heb de hele nacht doodsangsten uitgestaan dat ik de verkeerde dromen zou hebben.

Mijn schuldgevoel was – achteraf bezien – absurd want al die tijd dat ik tijdens de borstvoeding met die dwanggedachten kampte, beschouwde ik mijn borsten in het geheel niet als iets erotisch. Het waren voor mij een attribuut voor babyverzorging. Net zoals doeken, stukken speelgoed, luiers, babykleding en zalf.

O ja, over zalf gesproken: als de boel beneden echt vuurrood zag bij mijn zoon, smeerde ik dat er toch maar op, omdat het meestal zo snel hielp. Van binnen volkomen verkrampt. Ik schaamde me zeer diep, omdat ik bang was dat ik in staat was iets zeer slechts te doen en mijn zoon ernstig te schaden. Ik had namelijk voor die tijd al jonge mensen ontmoet die slachtoffer zijn van misbruik.

Diep in mijn hart wilde ik graag leuke dingen doen met andere volwassenen en niet te lang bij mijn zoon zijn. En het liefst met mijn man bijvoorbeeld lange wandelingen maken en uitgaan. Dus van ‘verkeerde bedoelingen’ was achteraf gezien eigenlijk geen sprake.

Mijn mentale toestand werd nog erger toen ik aan de pil begon. Ik werd ook nog eens depressief, vond het leven uitermate leeg en ‘niets meer aan’. De schuldgevoelens namen zeer snel toe en ik ging naar een psycholoog die ik zelf betaalde. In het begin sprak ze me vermanend toe omdat ze dacht dat ik echt verkeerd bezig was als moeder, maar na verloop van de tijd doorzag ze me en was ze me tot steun. Eindelijk iemand om mijn verschrikkelijk eenzame geheim mee te delen. Niet meer alleen al die nachtmerries over of ik geen ‘foute gedachten’ zou krijgen als ik na een nachtvoeding eens naast mijn zoon in slaap sukkelde, wat overigens niet vaak voorkwam. Toen ik met de borstvoeding stopte en zelf kon bepalen wanneer ik dicht bij mijn zoon wilde zijn, gingen mijn gedachten gelukkig definitief over.

Ik ben erg bezorgd over ouders die kwetsbaar zijn voor dwanggedachten over goed ouderschap. Je kunt tegenwoordig geen tijdschrift meer lezen zonder te worden geconfronteerd met opvoedingsadviezen en verhalen over ouders die volgens de theorie uit dat artikel verkeerd bezig zouden zijn. Dat lijkt me geen gezonde voedingsbodem voor jonge, onzekere ouders die vaak al veel te snel denken dat ze iets fout doen.

Ik zou degenen die dit soort dwanggedachten bij zichzelf herkennen, dringend willen aanraden om hulp te zoeken. Bij mij bleef de impact ervan waarschijnlijk beperkt omdat ik op tijd hulp kreeg.

Help ik word vader!

Geschreven door Michiel

Bijna twee maanden ben ik nu vader van mijn zoontje Jip. Twee maanden waar ik heel erg tegenop zag toen Jip er nog niet was. Twee maanden waar ik niet alleen tegenop zag, maar zelfs doodsbang voor was. En toch keek ik uit naar zijn geboorte. Ik kon niet wachten terwijl ik doodsbang was.

Ik was heel erg bang voor mijn dwanggedachten. In het verleden heb ik de meest bizarre dwanggedachten gehad juist bij de mensen waar ik het meest van houd. Zo heb ik mijn vriendin in mijn dwanghoofd al meerdere malen neergestoken, of van een klif afgegooid. Ik ben mij daar meer dan bewust van en dus was er op voorhand angst voor de volgende gedachte: wat als mijn dwanggedachten terugkomen bij Jip? Wat als, en toch tuinde ik er weer in. Maanden ben ik bezig geweest met die gedachte en besefte niet dat deze gedachte juist daarom ook een dwanggedachte was.

Mijn vriendin besloot om thuis te bevallen en natuurlijk respecteerde ik die keuze. Op 10 november 2015 begon de eerste echte wee zo rond 14 uur. Een uur later kwamen de weeën iedere 5 minuten al opzetten. Dit was het moment om de verloskundige te bellen. De verloskundige en haar stagiair zouden er rond half vier zijn. Opeens was de dwanggedachte helemaal naar de achtergrond verdwenen: nu moest ik als aanstaande papa gaan handelen.

Vliegensvlug sleepte ik het bed van de bovenverdieping naar de woonkamer beneden. De verloskundige kwam binnen en na verloop van tijd was de ontsluiting zo ver dat mijn vriendin op het bed mocht gaan persen. Ik werd gevraagd om te assisteren en deed dit verbazingwekkend zonder angst. Om 21:43 uur werd onze Jip dan geboren. Hij kwam met de navelstreng om zijn nekje gewikkeld ter wereld; iets wat mij normaal gesproken helemaal gek zou maken. Vreemd genoeg had ik daar nu geen last van. De verloskundige zei dat er niets aan de hand was en door alle gebeurtenissen geloofde ik haar direct.

Na een paar minuten mocht ik de navelstreng doorknippen met een vlijmscherp schaartje. “Als dat maar goed gaat” dacht ik niet. Ja, inderdaad, dat dacht ik dus niet! Het was zo’n mooie ervaring dat mijn dwanggedachten totaal afwezig waren. Alles ging zoals het hoort en Jip bleek een APGAR-score te hebben van een 9 en een 10. Ik heb geen idee wat die score inhoudt maar het blijkt erg goed te zijn.

Apetrots zijn we op onze mooie zoon. De eerste nacht was er eentje zonder slaap. Op de 11e van de 11e was ik dan ook erg moe. De kraamhulp kwam gelukkig al vroeg en opeens waren ze daar weer. De gedachten kwamen harder terug dan ik had verwacht en alles waar ik gisteren zo nuchter over was, leek nu opeens een drama. Is de navelstreng niet gaan lekken, ligt ie wel goed, kan ie niet stikken, krijgt ie wel genoeg te eten? Natuurlijk bedacht ik me gelijk dat het dwanggedachten waren en dus deed ik in mijn hoofd de geleerde oefeningen. De oefeningen hielpen niet en dat terwijl ik ook nog aan de medicatie was. “Dan zijn het dus geen dwanggedachten” bedacht ik me en daardoor werd ik pas echt angstig. Het is dus realiteit.

Het enige wat ik nu nog kon doen, was het bespreekbaar maken met de kraamhulp en met sommige vertrouwelingen die op kraamvisite kwamen. Al bij de eerste keer dat ik erover begon, kreeg ik euhm… ‘geruststellende’ antwoorden. Het bleek dat iedereen die ik sprak die zelf ook al kinderen had, hetzelfde soort gedachten had. Sterker nog: je blijft de rest van je leven bang dat je kind wat overkomt. Dit is een gedachte die bijna iedereen dus heeft.

Ik heb besloten dat het kan; gelukkig worden met die gedachte. Ten eerste ben ik niet de enige en ten tweede is het klaarblijkelijk logisch dat ik dergelijke gedachten heb bij het kereltje waar ik het meest van houd. Mocht het zo zijn dat deze gedachten alsnog obsessief worden, dan weet ik dat ik mijn exposure-oefeningen weer van stal moet halen, bestaande uit het opschrijven en hardop voorlezen van de gedachten totdat de angst zakt. Dit stelt me op voorhand gerust. Ik mag de gedachte hebben, dat scheelt al de helft, en ik weet wat te doen als het escaleert!

Natuurlijk zijn de ‘normale’ intrusies die ik bij meerdere naasten heb ook aanwezig bij Jip. Vreemd genoeg kan ik die momenteel heel goed plaatsen en worden de gedachten geen angsten die reëel lijken maar blijven ze slechts beperkt tot intrusies. Ik lijk wel een normaal mens.

Alles waar ik bang voor was, bleek dus weer eens anders te gaan. De enige echte dwanggedachte die ik had, was de angst voor de angst en de enige obsessie die ik nu nog wel eens heb, is de angst dat ik geen dwang meer heb.

Ja, het klinkt vreemd, maar ik ben zo gewend geraakt aan mijn dwanggedachten dat ik ze waarschijnlijk zelfs ga missen als ze er niet zijn. Zie het als de vervelende en irritante oom die altijd meer dan aanwezig is op een verjaardag. Opeens is hij er een keer niet en mis je hem toch een beetje. Snappen jullie het nog? Ik niet, maar ja dat is -gelukkig- wel vaker zo.

Voor nu blijf ik met volle teugen genieten van de kleine Jip, met regelmatig een heel logisch bezorgd randje.

Schilder met smetvrees

Geschreven door Johan

Een baan hebben met een stoornis kan erg lastig zijn. Ik was onderhoudsschilder met smetvrees, hypochondrie, OCD, hoogsensiviteit (HSP) en depressies. In dit blog vertel ik je wat ik heb ervaren.

Allereerst zal ik even vertellen waarom ik nou schilder ben geworden terwijl ik last had van diverse stoornissen en nog wel smetvrees ook.

Wegens mijn problematiek werd het voor mij onmogelijk om een studie te volgen. Niemand wist er echter van af, zelfs ik wist toen nog niet wat er nou mis was met mij.

Uit een uitgebreid beroepskeuzeonderzoek bleek dat ik totaal niet met mijn handen kon werken en werd me geadviseerd om een HBO-studie te gaan volgen. Voor de HBO-studie zou ik zes jaar lang moeten blokken. Ik wist dat ik dat niet aan zou kunnen. Na lang zoeken besloot ik me uiteindelijk aan te melden voor een schildersopleiding waarbij je meer praktisch bezig zou zijn dan theoretisch en al snel aan het werk zou kunnen.

“Kantoorpikkie”

Tijdens mijn toelatingsweken op de schildersschool, waar je eigenlijk alleen maar praktijkgericht bezig was, werd ik al snel weer geconfronteerd met mijn problemen. Ik waste door mijn smetvrees abnormaal vaak mijn handen en verrichtte vanwege mijn “vreemde” dwanggedachten erg veel dwanghandelingen. Daardoor kreeg ik al gauw een stempel van “te langzame werker en kantoorpikkie”. Na een aantal weken werd me medegedeeld dat het niks met me zou worden. Uiteindelijk werd er na een goed gesprek toch besloten om mij nog een kans te geven en twee weken later werkte ik voor het eerst bij een echt schildersbedrijf.

Bij het schildersbedrijf werden mijn dwanggedachten en daardoor ook de dwanghandelingen alsmaar erger. Zo had ik elke dag gedachten dat er iets ergs zou kunnen gebeuren met mijn dierbaren zoals mijn moeder, vriendin, zussen of zelfs met mijzelf. Om die gedachten te voorkomen, ging ik dwanghandelingen uitvoeren. Bijvoorbeeld een deur opnieuw schilderen terwijl deze allang klaar was. Meestal moest ik de deur 6, 8 of 10 keer overdoen omdat dat voor mij een soort van “heilige” getallen waren. Natuurlijk kreeg ik ook bij dit schildersbedrijf vaak te horen dat ik niet snel genoeg was. Ik durfde in deze nogal stoere mannenwereld niet uit te leggen wat er allemaal door me heen ging.

Een dagelijkse worsteling

Mijn dwanggedachten en daardoor ook de dwanghandelingen werden met de dag erger. Zo ook bij diverse nieuwe werkgevers. Op een bepaald moment kon ik eigenlijk niks meer doen zonder een dwanghandeling uit te voeren. Zo moest ik meerdere malen een trapje, ladder of steiger beklimmen om een erge dwanggedachte te voorkomen; daarna moest ik nog beginnen met mijn werk. Het schoonmaken, het schuren, het repareren en kitten, het gronden, het voorlakken en het afschilderen, ging door mijn OCD heel erg moeizaam. Zelfs met het klaarmaken van het schoonmaakwater, gereedschap of verf kreeg ik heel veel moeite. Alles moest op een bepaalde manier gedaan worden, een bepaald aantal keer en in een bepaalde volgorde.

Door mijn aandoeningen en de (on)begrijpelijke kritiek in deze wereld, werd ik ontzettend onzeker. Ik kreeg vaak te horen dat ik vreselijk langzaam was; soms zelfs dat het niks met me zou worden. Daarnaast is de werkdruk in de schilderswereld zeer hoog en zijn de werkomstandigheden niet altijd ideaal. Het was dagelijks een worsteling. Door dit alles werd ik depressief en kreeg ik suïcidale gedachten.

Uiteindelijk werd 2013 het jaar waarin ik volledig knakte. Naast de jarenlange worsteling met ernstige hypochondrie, vreselijke OCD en zware depressies, verloor ik door de crisis mijn baan en mijn vader pleegde zelfmoord. Mijn eigen gedachte aan zelfmoord werd steeds groter. Op de dag dat ik het wilde gaan doen, vond mijn partner mij hopeloos in tranen op bed. Dat was de eerste keer dat ik over al mijn problemen begon te praten.

OCD de baas

We hebben direct professionele hulp ingeschakeld. Mijn dwangstoornis had met zo’n tien uur per dag aan dwanghandelingen een ernstige vorm aangenomen. Lichte OCD-klachten vielen niet eens meer op.

Na een professionele behandeling van twee jaar ben ik nu mijn OCD de baas. Door middel van het geleidelijk afbouwen van mijn dwanghandelingen en daardoor geen aandacht meer te geven aan mijn dwanggedachten, kan ik nu werkzaamheden verrichten zonder overbodige handelingen. Daardoor kost het me niet meer energie en ben ik gelukkig nu een stuk sneller in mijn werkzaamheden.

Photo credit: Johan Krom

Toen de dwang van mijn dochter begon

Geschreven door Brenda

Nadat Floortje opeens, schijnbaar vanuit het niets last kreeg van tics en druk gedrag, was na veel onderzoek en praten de conclusie dat ze dwang, angst en ADHD heeft. Wat een hoop om te verwerken. Dan krijg je ook nog die wachtlijsten waar je op komt te staan voordat je eindelijk passende hulp kunt krijgen. Pfff… echt een wervelwind kan ik je vertellen.

In die wervelwind ga je zoeken. Informatie vergaren zoals ze dat zo mooi zeggen. Vooral veel lezen! Op internet zoek je forums op om in contact te komen met lotgenoten en om alles voor vrienden en familie duidelijk en kenbaar te maken, ben ik begonnen met het schrijven van een blog. Eigenlijk ook voor mezelf merk ik nu, om alles op een rijtje te krijgen. Tegelijkertijd gaat het leven gewoon door maar de dwangdingen worden zichtbaarder. Of misschien herkennen we ze nu beter of worden we er nu meer op gewezen door mensen in de omgeving of hebben we het eerder niet willen zien of horen? Hoe dan ook: het zet je aan het denken. Wanneer is het eigenlijk allemaal begonnen?

Terugdenken

Als we echt heel ver terugdenken, begon het zodra Floortje enigszins kon bewegen. Het verzamelen, wat wij altijd schattig vonden en als normaal zagen, is dit eigenlijk niet. Wat verzamelt ze dan? Tja wat niet? Al heel snel was ze gek van buiten zijn. Dit ‘buiten’ nam ze graag mee naar binnen. Takjes, schelpen, stenen en veren lagen al heel vroeg door het hele huis heen. Dit is eigenlijk altijd zo gebleven: overal waar we zijn, vindt ze van alles en stopt dit als een hamster in haar zakken. Ondertussen hebben we al een aardige verzameling.

Ook het tellen begon al vroeg. Peuterspeelzaal? Vaak telden we onbewust vrolijk mee met de stappen die ze zette. Goed om te oefenen, zou je zeggen. Maar ook telden we de lantaarnpalen en de huisnummers kende Floortje al snel. “Ze heeft iets met getallen”, kregen we te horen. Niks mis mee toch? Op school zette dit door en ze was dan ook supergoed in rekenen.

Blijven verzamelen en tellen

In groep 1-2 ging het heel goed. Al kwamen ze er wel achter dat Floortje eigenlijk moeilijk kon spelen met dingen. Ze kon heel goed verzamelen en alles tellen maar spelen? Als ze naar buiten mocht, kwam ze los en hinkelde ze het hele schoolplein over. Een ‘buitenmeisje.’

In groep 3-4 leerde ze snel en goed rekenen en was ze bijna gefixeerd op getallen. Nu, in groep 5-6, is ze in rekenen nog steeds een topper! De getallen en het tellen zijn een heel groot ding geworden. Alles waar je op kan schrijven, staat vol met getallen! Overal liggen briefjes die heel belangrijk voor haar zijn. Ook telt ze wat ze doet. Alles moet drie keer of een veelvoud daarvan. In haar hoofd is ze de hele dag aan het tellen.

Ook het verzamelen gaat hier vrolijk in mee. Zien we één veer liggen op straat? Dan moet die mee maar tegelijkertijd moeten we verder zoeken naar veer 2 en 3. Zo erg dat ze niet verder kan tot we ze hebben. We gaan lopend naar school omdat ze op die manier even haar energie kwijt kan. Daar heb je dan de ADHD: ze moet even druk doen voor ze stil in de klas moet zitten. Dit is erg dubbel omdat we onderweg van alles tegenkomen waar de dwang zich weer in laat zien.

Kortom: wij zitten op het moment middenin een wervelwind van getallen en verzamelen!

Photo credit: Brenda.

Brief van een moeder aan haar kind met een dwangstoornis

Anoniem

Vijf jaar ben je als je naast mij zit op de bank en ik je vingers heen en weer zie gaan in een ritme alsof je in het luchtledige aan het typen bent. Ik vraag jou wat je aan net doen bent en je antwoord: “Oh, een spelletje, mama. Dat is te moeilijk om uit te leggen. De ene kant moet het winnen van de andere kant.” De volgende dag zitten we aan de eettafel en stel ik je een vraag. Je luistert naar de vraag, maar voordat je antwoordt, zie ik dat je koppie vier keer eerst naar rechts draait. In die dagen erna herhaal je een woord telkens vier keer. Ik begin mij zorgen te maken, maar iedereen in mijn omgeving zegt dat dat gewoon spelletjes zijn of heel, heel misschien een soort van tics. Niets om je zorgen over te maken.

Ineens is ‘het’ er

Van de een op andere dag is ‘het’ er dus. ‘Het’ is opvallend en ik weet niet wat ik ermee moet. Lichtelijk in paniek bel ik de huisarts. “Direct langskomen”, zegt ze. Haar conclusie na het gesprek is dat als kinderen iets heftigs meemaken, ze dit soms uiten in tics om zo hun stress te kunnen reguleren. “Zijn er spanningen thuis?” vraagt ze. Tja, we leven wel een druk en vrij stressvol bestaan met een eigen zaak. “Jee, zou het daardoor komen?” vraag ik mijzelf direct af. En er is een juf bij jou in de kleuterklas die je vervelend behandelt. Je hebt er last van. Veel nachtmerries, wordt gillend wakker, ’s nachts onverklaarbare bloedneuzen, nerveus bij het wegbrengen naar school en je klaagt vaak over buikpijn en misselijkheid. Zo’n klein hummeltje ben je eigenlijk nog.

Wat is ‘het’?

‘Het’ is er ook veel. Op een gegeven moment lopen we samen in de stad en je kan niet normaal naast mij lopen, je moet allerlei dingen doen tijdens het lopen. Ik vraag jou of je daar alsjeblieft mee wil stoppen en je zegt: “Dat wil ik wel, maar dat mag niet van de geesten in mijn hoofd. Ik moet eerst al die dingen doen.” Geesten, geesten in je hoofd? Wat gaat er toch allemaal om in jouw koppie? Ah, lieve schat van mij, had je maar gewoon rust in jouw gedachten.

We gaan naar een pedagogisch bureau voor advies. Ze willen jou graag onderzoeken; ze denken aan een combinatie van ADHD en een vorm van autisme en begaafd niveau. “Joh,” hoor ik mijzelf nog zeggen, “ik hoef helemaal niet te horen wat voor labels er volgens jullie bij onze zoon horen. Ik wil graag weten hoe wij hem het beste kunnen helpen met zijn ‘dingen’ en wat ‘het’ eventueel kan zijn. Of het beter is als wij hem vertellen ‘het’ maar niet te doen, of dat we juist niet moeten proberen hem tegen te houden.” “Nou,” zegt de mevrouw, “‘het’ zijn tics, niets om je zorgen over te maken. Schenk er maar gewoon geen aandacht aan.”

Therapie

Twee jaar later. Inmiddels ben je bijna acht jaar. De afgelopen twee jaar was heftig. Je doet inmiddels op sommige dagen bijna 24 uur per dag je ‘dingen’. Soms doe je jezelf pijn. M’n hart breekt. Ik noem het voorzichtig af en toe al dwang als ik er ’s avonds over praat met papa. Gek word ik er van om jou zo te zien vechten tegen je eigen gedachten. Dat je denkt dat je geesten in je hoofd hebt. We beginnen je te vertellen dat geesten niet bestaan: dat dat je eigen gedachten zijn. Je bent nog zo jong, het is lastig om je dit uit te leggen en je ook niet tegelijkertijd iets aan te praten

We proberen je eerst hulp te bieden via een homeopaat. Dat werkt helaas niet. Dan naar een psychologe. We komen tot een punt dat jij afscheid moet nemen van jouw ‘geesten’. Wat we doen, met een soort van ceremonie die je samen met haar hebt bedacht. Je vertelt de psychologe dat je er eigenlijk niet helemaal afscheid van wilt nemen en dat het er wel tienduizenden zijn, dat je heel lang aan dat leger in je hoofd hebt gebouwd en dat het zonde is om dat zomaar weg te gooien. We doen het toch. Je huilt er bijna twee dagen over en je mist ze. De volgende dag zie ik je weer bezig met dwang. Ik zeg: ‘Hé, hoe kan dat nou? We hebben toch afscheid genomen van de geesten?” Je antwoordt dat je er eentje had bewaard. En binnen een dag of wat zijn we terug bij af.

‘Het’ is een dwangstoornis

Het enige dat een moeder wenst voor haar kinderen, is dat ze zorgeloos en gelukkig opgroeien en later al hun dromen kunnen waarmaken. Ik kan soms niet geloven dat wij iedere week met jou naar therapie rijden. Dat jij, op zevenjarige leeftijd, bent gediagnosticeerd met een diffuse angststoornis die zich uit in OCD. Jij, die over daken klimt in Italië, plannen bedenkt om zonder ladder ons dakterras op te klimmen, die als zesjarige midden op de Middellandse Zee zeilt. Je bent fearless aan de ene kant en hebt angsten voor zoveel andere dingen in het leven. Je piekert, je analyseert en je denkt zoveel over alles na. Je bent altijd goedlachs, de grappenmaker van de klas en zo lief en sociaal voor andere kinderen. De contrasten lijken soms groot.

Wij leren dat een groot deel van jij nu ervaart erfelijk is bepaald. We hebben alle persoonlijke informatie over dit onderwerp van ons tot en met broers en zussen gedeeld met de instelling. Dan komt het gesprek met de kinderpsychiater, psycholoog en orthopedagoog. We bespreken de diagnose en het behandelplan. De misselijkheid is een lichamelijke uiting. Of anders gezegd: je ervaart misselijkheid door een angstgedachte en/of je dwang en probeert dat gevoel enigszins onder controle te houden door dwanghandelingen uit te voeren. De puzzelstukjes vallen op hun plek. Als die week via de post het diagnoseverslag binnenkomt, voelt mijn lijf ijskoud. M’n hart doet pijn en ik kan niet stoppen met huilen. Het is zo confronterend om het zwart op wit te zien staan. In vijf kantjes lees ik mijn eigen achtergronden, mijn levensloop en staat het korte leven van je kind tot dan toe beschreven. Ik ervaar een schuldgevoel en ik weet het, dat hoeft niet, maar toch moet ik het een plekje geven.

Bang voor dwang

Ik heb ook een angststoornis, al heel lang en gelukkig heb ik die van mij onder controle. Ik weet dat mijn angsten ongegrond zijn en dat ik ze vooral geen seconde aandacht moet geven. Samen praten wij hierover. Ik leer dat angst en bang zijn niet hetzelfde is. Maar ik ben – in alle eerlijkheid – wel bang voor dwang. Bang voor wat dwang kan doen met jou, mijn lieve zoon. Wat als jij dit niet onder controle krijgt?

Ondanks dat ik op mijn minder goede momenten bang ben voor dwang, voel ik ook heel sterk dat dit iets is waar je vanaf kunt komen. Niets is zeker, er is nog zo weinig bekend op neurologisch gebied. Ik wil erin geloven dat jij op een dag zelf leert je hersenen te herprogrammeren, dat jij zoveel positiviteit in je opneemt dat je angsten en je dwanghandelingen verdwijnen. Dat jij, doordat wij jou – als liefdevolle ouders – een veilig en warm thuis geven, weer een zorgeloos kind kunt worden. Doordat wij in jou geloven en omdat liefde altijd alles overwint.

Liefs, Mama

PS Tussen het moment van schrijven en publiceren zat ongeveer drie maanden. Sinds een maand is de dwang gereduceerd naar een paar keer per dag, je slaapt beter, je bent ontspannen, hebt minder angsten en daardoor minder dwang. Therapie (cgt) helpt jou goed. Je komt er wel. En wij staan vlak achter jou. Altijd.

Een jaar lang dacht ik dat ik pedofiel was

Anoniem

Ik ben een man van 28, gelukkig getrouwd en trotse vader van twee kinderen, maar ik kon die angst niet van me afzetten. Pas nu begin ik in te zien dat het mijn dwanggedachten waren die mij daarvan overtuigden. Naast de verwerpelijke gedachten zorgde ook mijn lichaam ervoor dat ik keer op keer van slag raakte. Bij het denken aan of het zien van kinderen ervaarde ik namelijk regelmatig tintelingen, schokjes en spasmen in mijn penis. Het meest frustrerende was dat ik mezelf ook moest controleren: voel ik nu wat? Waarom voel ik een lichte erectie? Raak ik nu seksueel opgewonden?

Dit resulteerde in een enorm schuldgevoel, een laag zelfbeeld en weinig seks met mijn vrouw. Ik durfde vaak simpelweg geen seks meer te hebben, omdat ik bang was dat mijn seksuele opwinding veroorzaakt werd door gedachten aan of het zien van kinderen. Als ik seks zou hebben met mijn vrouw dan zou dit bewijzen dat ik dus wel echt opgewonden was geworden van kinderen.

Pavlov-effect

Na veel gesprekken met een psychiater, een therapeut en een seksuoloog ben ik gerustgesteld. Ik ben geen pedofiel. Ik kan opgewonden raken van mijn vrouw, waar een pedofiel enkel en alleen belangstelling heeft voor kinderen. Ik heb ook geleerd dat alles wat met seks te maken heeft je lichaam en/of je penis kan triggeren. Op den duur creëer je zelfs een Pavlov-effect; alleen al bij het horen van een naam van een kind of het zien van een normale foto krijg je dan een fysieke reactie of een bepaald gevoel. Hoe alerter je bent, hoe sterker dit kan zijn. Ook je gevoel kan je misleiden.

Ook mijn eigen gevoel misleidde me. Op den duur dacht ik dat ik opgewonden werd van een meisje in een strakke broek. Grote paniek natuurlijk. Maar na een sessie met mijn therapeut begreep ik dat mijn brein (onbewust) associaties kan maken met bijvoorbeeld mijn eigen vrouw in een strakke broek. Zo maakt je brein continu associaties. Je brein is zo’n complex iets! Niemand heeft daar de maximale controle over!

De gedachten verdwijnen weer

Ik dacht echt dat ik pedofiel was, maar de seksuoloog, de psychiater én de therapeut hebben me duidelijk gemaakt, dat er sprake was van een obsessieve angst en indringende gedachten en niet van pedoseksualiteit.

Laat de gedachten en gevoelens maar komen. Je hoeft er niet tegen te vechten. Laat ze maar hun gang gaan. Eens verdwijnen ze weer. Laat je niet gek maken door je gedachten!

Ik wilde mijn verhaal graag doen in de hoop, dat anderen die lijden onder hetzelfde zich erin herkennen en zich erdoor gesteund voelen. Ik heb ervoor gekozen om dit anoniem te doen, omdat het erg persoonlijk is en omdat het te kwetsbaar voelt dit onder mijn eigen naam publiek te maken.

Reactie Menno Oosterhoff

Lichamelijke sensaties in het kruis komen veel voor bij pedoseksuele intrusies. In het Engels worden ze “groinal sensations” genoemd.

Als iemand overmatig gefixeerd is op het afwezig zijn van lichamelijke verschijnselen van seksuele opwinding dan kan hij juist allerlei verschijnselen gaan krijgen en waarnemen.

Ongewenste gedachten

Anoniem

Ik zit gezellig in gesprek en volg rustig wat je zegt, het gaat al een tijdje wat slechter met me en ben dus blij even wat afleiding te hebben. Ik heb ASS (autisme) en depressies, dat laatste is aardig onder controle maar heb nog steeds perioden dat het minder gaat en daar zit ik nu middenin.

In mijn hoofd

Terwijl jij vertelt over die keer dat je was gaan winkelen, sluiten mijn handen plots rond je keel. Ik sluit mijn ogen maar dan is het alweer voorbij. Jij merkte niks van het voorval en praat rustig door.

De reden dat je niks merkte, is omdat het in mijn hoofd gebeurde, de voorstelling was voor de seconde dat het duurde levensecht.

Terwijl jij het gesprek afrondt, ben ik er duidelijk niet helemaal niet meer bij, ik ben geschrokken van wat ik dacht. Ik heb een prima moraal kompas dus weet dat het verkeerd is, maar heb geen enkele controle over deze voorstellingen. Ik vraag me af wat het betekent, ben ik boos? Nee, dat niet. Ik ben vooral geschrokken. Maar was ik boos tijdens die seconde of voelde ik plezier? Wat voelde ik eigenlijk? Ik probeer het terug te halen maar het is vluchtig en ongrijpbaar en toch stopt het mij niet van erover te piekeren.

“Wat denk je?” vraag je mij. “Niks”, lieg ik. Je weet wel dat ik lieg want daar ben ik niet zo goed in maar je accepteert dat ik niks wil zeggen en laat me verder met rust. Ik lieg omdat zeggen dat ik je net in mijn gedachten vermoordde, waarschijnlijk meer problemen geeft dan het oplost. Ik ben bang voor je reactie en schaam me enorm.

Ik vraag me af of gek worden zo begint. Of mensen die plotseling iemand vermoordden ook eerst zulke gedachten hadden. Zal er een moment komen dat ik me niet kan beheersen en precies doen wat ik denk? Ik denk niet dat ik zou kunnen leven met zoiets op mijn geweten maar misschien kan me dat tegen die tijd wel niks meer schelen.

De komende dagen ontwijk ik je, want zodra ik je zie moet ik eraan denken. Ook bij anderen blijf ik zo veel mogelijk op de achtergrond, ik ben immers niet helemaal zeker dat anderen veilig zijn bij mij. Ik werk hard om zulke gedachten maar niet te denken maar dit lijkt ze alleen maar uit te nodigen waardoor er nog meer gedachten volgen. Ik heb een hele tijd nodig zonder enge gedachten, wil ik weer wat vertrouwen in mezelf krijgen.

Deze periodes van zulke gedachten gebeuren me niet heel vaak maar één enkele gedachte is genoeg om dagen of weken van slag te raken.

Reactie Menno Oosterhoff

Bovenstaande blog verhaalt hoe angstig en onzeker indringende gedachten (intrusies) met agressieve inhoud je kunnen maken.

Iedereen heeft wel eens zulke voorstellingen, maar bij sommige mensen zijn ze wellicht sterker of komen ze vaker voor of reageren mensen er angstiger op. Soms kan het dan tot een obsessie worden, soms zelfs zo erg dat mensen gaan twijfelen of ze misschien iets ook echt gedaan hebben (false memory OCD). Het boek Het duiveltje van de geest van Lee Baer gaat over dit soort beelden. Het zijn geen impulsen of verdrongen wensen.

Het kan heel kwellend zijn. Vaak is het goed om hulp te zoeken bij een therapeut die deze dwangvoorstellingen herkent

Bang voor mijn gedachten

Anoniem

“Angst waarvoor?” Dat wordt me gevraagd als ik probeer uit te leggen wat OCD is. Ik vertel niet alles want ik weet dat sommige mensen niet snappen dat je agressieve gedachten kan hebben. En vooral niet als je deze hebt naar mensen waar je veel van houdt.

“Hoe kan je ook nog eens angst voor de angst ontwikkelen?”

Ja, hoe dit kan, wil ik graag even uitleggen. Hier begint het namelijk vaak mee. Als er iets leuks op de planning staat, ben ik bang dat ik door mijn enge gedachten en intrusies ziek word of dat er iets anders gebeurt waardoor het niet kan doorgaan en ik mijn dochters teleurstel.

Al tien jaar loop ik met enge gedachten die mijn leven behoorlijk verpesten.

Ik heb zeker goede tijden gekend en bij een terugval die ineens kan opkomen, is het dan een behoorlijke val naar de afgrond en moet ik weer hard werken om hieruit te komen. Terugvalpreventie die ik geschreven heb toen ik in behandeling was bij het AMC, doet er dan niet meer toe. De gedachten zijn er ineens gewoon weer. Als je deze slechte perioden maar vaak genoeg meemaakt, krijg je vanzelf wel angst dat het weer gebeurt.

Niet alleen in mijn hoofd maar ook mijn lichaam reageert hierop door ineens heel misselijk te worden en te zweten. Zo erg dat ik boven de wasbak hang. Spanning hoort te zakken maar bij mij gebeurt dat niet altijd. Ik heb inderdaad alles wat ik mezelf wensen kan: een lieve man, twee schatten van kinderen en financieel niet te klagen dus waarvan moet ik spanning hebben? Nou, van die ellendige ziekte die OCD heet en mijn leven al menige perioden tot een hel heeft gemaakt. Ja, waar dat duiveltje van mijn geest woont.

Ik wilde niet ‘kunstmatig gelukkig’ worden

Anoniem

Dit verhaal gaat over medicatiegebruik bij controledwang.

Er wordt veel geschreven en gezegd over medicijnen bij angst, dwang en depressie. Niet altijd positief. Hoewel ieder mens uniek is, net als ieders aandoening en behandeling, wil ik hier graag mijn eigen verhaal delen. Mijn leven is letterlijk gered door goede medicatie.

Hoe het begon

Wanneer het begonnen is, kan ik niet meer terugroepen. Wat ik wel weet, is dat de controledwang langzaam toenam nadat ik op kamers ging wonen. Is het gas uit? Is de deur wel echt dicht?

Eén keer nakijken werd al gauw twee, drie, vier, acht keer. Ook de lijst na te kijken dingen groeide: de föhn, het strijkijzer, de verwarming… alles zou oververhitting of kortsluiting kunnen veroorzaken. Liever zat ik een hele week in de kou dan de gaskachel aan te steken. Want dan zou ik als ik in het weekend weer weg ging, zo lang moeten checken of hij écht uit was.

De angst dat door mijn onverantwoordelijkheid ánderen iets akeligs zou overkomen, werd geleidelijk aan sterker en breder. Ik zag het als een weliswaar hinderlijke, maar toch nog grappige tic van mezelf. Het paste nu eenmaal bij mijn nauwkeurige, verantwoordelijke karakter, vond ik zelf. In mijn werk kwam het ook erg goed van pas. Op mij kon je rekenen om alle fouten eruit te halen, aan alle details te denken en op alle mogelijke (doem)scenario’s voorbereid te zijn. Het kostte me vaak ook heel veel stress, maar dat hoorde nu eenmaal bij het werk, als je het góed wilde doen… dacht ik.

Toen ik trouwde en kinderen kreeg, breidde het scala aan onderwerpen om over te piekeren zich enorm uit. Trakteren op school? Als er maar niemand ziek van werd. Handen vier, vijf keer wassen, schaal zes keer afwassen, nog een keer en nog een keer, en dan voorverpakte koekjes erop.

Helpen op de peuterspeelzaal? Als ik maar niet per ongeluk een fles schoonmaakmiddel aanzag voor de ranja, dus intensief de limonadefles bestuderen, en nog een keer en nog een keer. De lijst was eindeloos.

De keiharde crash

Toen de kinderen wat groter werden, besloot ik professionele hulp te zoeken. Niet eens voor mezelf, maar omdat ik de kinderen niet wilde voorleven dat je angstig in het leven moet staan.

Na overleg met de huisarts verwees hij me naar een psychologe met een cognitieve aanpak. Dat heeft mij toen goed geholpen: na een aantal sessies kon ik mijn angsten beter beheersen.

Medicijnen wilde ik niet. Ik wilde niet ‘kunstmatig gelukkig’ worden. Ik wilde het zélf aankunnen.

Een paar jaar ging dat ook prima. Toen kwam na een tijd van té hard werken de keiharde crash. Op het moment dat ik ‘ja’ zei tegen twee van de drie zware deadlines voelde ik al een duidelijke angst dat het teveel zou worden, maar ik vond dat ik me niet aan moest stellen.

De deadlines haalde ik alledrie vlekkeloos, maar de dag nadat ik het derde project afgerond had, sloeg de totale paniek toe. Ik zag foutjes waarvan ik zeker wist dat ze in een kettingreactie van gevolgen tot rampen zouden leiden. Ik begon te piekeren wat ik er nog aan kon doen (niets), hoe erg het kon worden (rampen met vele doden) en begon maniakaal mijn al ingeleverde werk te controleren. Ook om 3 uur ’s nachts.

In de loop van twee of drie weken werd het steeds erger. Ik sliep ’s nachts bijna niet meer, werd in overweldigende angstgolven wakker. Overdag kwam ik met grote moeite mijn bed uit en moest ik elke dag alleen maar zien te overleven. Een inktzwart schuldgevoel vulde mijn hele lichaam.

Uiteindelijk wilde ik alleen nog maar dood. Niet omdat ik het leven niet meer de moeite waard vond. Ik zag namelijk haarscherp hoe mooi het leven was. Maar ik voelde dat ik dat mooie leven niet meer verdiende. Ik had door mijn fouten alle recht daarop verspeeld.

Mijn eigen dwanggedachten redden me van daadwerkelijke suïcide. Ik was zó bang anderen te belasten met zelfmoord en ze te laten zitten met de puinhopen die ik gecreëerd had, dat ik de actieve weg uitsloot. Wel werd het een tweede natuur om te denken aan ‘zogenaamde ongelukken’.

Ik ging naar de huisarts en vertelde hem dat ik ’toch wel weer veel piekerde’. Hij verwees me weer naar de psycholoog, waar ik helaas nog niet direct terecht kon.

In die tijd bespeurde iemand in mijn omgeving, die zelf ook arts was, dat het hier om méér kon gaan dan alleen ‘erg piekeren’. Op zijn aandringen maakte ik nog een afspraak; hij ging zelf mee om het woord te doen. De huisarts verwees me met spoed door naar een psychiater.

Een hersenfoutje

De psychiater vroeg me naar een paar voorbeelden van fouten waar ik over piekerde. Ik durfde bijna niets te zeggen, zó bang was ik dat ze zou zien dat dit echte, gruwelijke fouten zouden zijn. Uiteindelijk durfde ik een fout te noemen. Het voelde alsof ik in een afgrond sprong.

Heel vriendelijk probeerde de psychiater me uit te leggen dat mijn angsten niet heel erg reëel waren. Voor mij was het het eerste sprankje licht in weken donkere wanhoop. Zou het mogelijk zijn dat ik niet écht iets fout had gedaan?

Toen ze mij uitlegde hoe bij sommige mensen de serotoninespiegel in de hersenen is verstoord en hoe dit tot angsten of depressies kan leiden, begon ik te huilen. Tranen van opluchting, alsof ik vrijspraak kreeg in een lang schuldproces. Al die tijd had ik me zó een intens slecht persoon gevoeld, en nu bleek het misschien alleen maar door een hersenfoutje te komen. Kon het waar zijn?

Ze schreef mij medicatie voor; een serotonine-heropname-remmer. Langzaam, heel langzaam werd ik beter. Het is niet van de ene dag op de andere gegaan, het heeft maanden geduurd. Maar in die maanden werd het wel steeds lichter. Ik vond vanuit die zwarte wanhoop mijn weg naar dat mooie, kostbare leven terug.

Kunstmatig gelukkig?

Ik ben nog steeds dezelfde persoon. Ik kan nog steeds problemen zien waar iemand anders niet eens op zou komen. Het grote, voor mij levensreddende verschil is dat ik mijn zorgen nu zelf aankan.

Ik ben geen zorgeloze, onverantwoordelijke persoon geworden zonder mijn angsten, zoals ik vroeger vreesde. Ik controleer het gas, maar gewoon in één keer, als ik het uitdraai (oké, soms twee keer, als ik een mindere dag heb). Waar mijn leven vroeger, zelfs in de gelukkigste perioden, vooral geleid werd door ‘moeten’ en ‘niet mogen’, kan ik nu de opties overwegen en zélf beslissen.

Ik, die vroeger zo anti ‘pillen tegen piekeren’ was, heb geleerd dat deze medicijnen mij niet ‘kunstmatig gelukkig’ maken. Ze maken me gezond.

De medicijnen hebben mijn leven letterlijk gered. Ook in meer figuurlijke zin zijn ze life savers geweest: ze stellen mij nu in staat om écht te leven, het leven te aanvaarden in al zijn schoonheid én met al zijn onzekerheden.

De medicijnen stonden natuurlijk niet alleen. Ik heb veel steun van mijn omgeving gehad en ook met medicijnen ben ik nog een tijd bij een psycholoog geweest, maar de medicatie was voor mij de bodem onder alle andere stappen naar herstel.

Als jij angsten of dwanggedachten hebt, win dan alsjeblieft goede, eerlijke informatie in over mogelijkheden voor vermindering van je klachten. Juist mijn dwangmatigheid maakte dat ik vond dat ik geen medicijnen ‘mocht’ omdat ik het zelf ‘moest’ doen. Het was mijn ziekte zélf die zich verzette tegen mijn herstel.

En als je ooit zó in het donker dwaalt als ik heb gedaan, houd vol. Houd hoop. Je bent niet alleen. En het wordt altijd weer licht. Altijd.

De zoektocht bij angst en dwang in het gezin

Geschreven door Thea van Bodegraven

Tien jaar geleden bleek dat angst en dwang een grote rol speelden in ons gezin. Eerst bij onze zoon van negen en later bij mijn man werd OCS vastgesteld. Op mij heeft dit veel invloed gehad. Naaste zijn van iemand met een angst- of dwangstoornis betekent vaak dat je meegaat in het vermijden van situaties of gaat ‘meedwangen’.

In mijn geval betekende het dat ik veel moest geruststellen en veel moest wachten totdat handelingen uitgevoerd waren. En ook al wist ik dat het vreemd was, ik deed het met een liefdevolle intentie omdat anders de angst groter werd.

Meedwangen

Voor mij is het een enorme zoektocht geweest om te ontdekken wat mijn aandeel was en hoe ik – liefdevol – kon ontsnappen aan het vermijden en meedwangen.

Een zoektocht naar serieus genomen worden, naar hulp voor mij, naar een luisterend oor. Een confronterende zoektocht omdat ik erachter kwam dat wat ik deed niet had geholpen.

Achteraf ben ik 18 jaar meegegaan in het meedwangen en vermijden. Altijd op eieren lopen. En hoewel ik wist dat de angst niet klopte, ik paste me er telkens weer aan aan. Hoe slecht gaf ik mijn grenzen aan!

Toen de diagnose bij onze zoon werd gesteld, werd – eindelijk – ook duidelijk wat mijn man, ook al van jongs af aan had. Onze zoon heeft een goede cognitieve gedragstherapie gehad. Mijn man moest over een behoorlijke drempel, maar is ook in therapie gegaan. En ik? Ik was ontzettend boos. Dat niet eerder de goede diagnose was gesteld, dat ik er zo lang in mee was gegaan, boos… op mijzelf.

Hulp voor de naaste

Als kind was ik al een binnenvetter, gewend om veel verantwoordelijkheid te dragen en mij aan te passen. De schaamte over de angst en dwang in mijn gezin was groot.

Ik nam bijna niemand in vertrouwen. Als ik het wel probeerde, werd het niet begrepen. Ik heb diverse keren professionele hulp gezocht, maar omdat ik niet wist wat mijn probleem was, hielp het niet. Door de diagnose OCS werd voor mij heel duidelijk wat mijn probleem was: mijn focus lag geheel op mijn zoon en man. Ik wist niet meer wat ik zelf wilde en ik gaf geen grenzen aan.

Na lang zoeken vond ik een cursus voor naasten bij de Angst Dwang en Fobie Stichting (ADF Stichting). Wat een verademing was dat. Ik was niet de enige in deze situatie. Wel de enige met een zoon én partner met OCS.

Bij de ADF Stichting heb ik de eerste stap gezet om ruimte voor mijzelf te maken. Letterlijk door mijn grens aan te geven in het meedwangen en vermijden. En ik ben mijn focus gaan verleggen. Ik ben een opleiding gaan doen, puur omdat ik de mogelijkheid kreeg en ik iets voor mijzelf wilde doen.

Dat ik een coachopleiding uitkoos, was natuurlijk niet voor niets. Gedurende twee jaar ben ik door en door gecoacht. De juiste hulp die ik eerder niet kon vinden, had ik nu wel gevonden. Wat heb ik erin geleerd: duidelijk zijn, weten dat ik altijd met liefde had gehandeld, kunnen vertellen wat ik moeilijk vond. Dit maakte dat ik stappen kon zetten om te veranderen. Dit was goed voor mij, maar bleek ook goed te zijn voor ons hele gezin.

En nu?

Wat zijn wij een ander gezin geworden. Angst en dwang zijn geen taboe meer in huis. Met mijn zoon gaat het goed. Geen OCS meer, maar wel gevoelig voor depressies. Mijn man is na zeven jaar therapie nu in staat om dingen te doen die eerder in zijn leven niet lukten. Hoe trots ben ik op beiden!

En met mij? Mijn zoektocht heeft ertoe geleid dat ik nu zelf de cursus bij de ADF Stichting geef. Daarnaast heb ik een coachpraktijk waarin ik mensen help waarbij angst en dwang speelt in het gezin.

Ik heb ervaren dat er mooie dingen gebeuren met jezelf en de mensen om je heen als je zelf verandert.

Heb ik om deze zoektocht gevraagd? Nee.

Ben ik blij met deze zoektocht? Ik vind het nog steeds moeilijk om hier antwoord op te geven.

Ben ik blij met wat het me opgeleverd heeft? Ja, absoluut!

 

Thea is voor vragen en ervaringen bereikbaar via thea@dwang.eu.

R-OCD: ben ik wel geschikt voor een relatie?

Geschreven door Faye

Waarom kan ik nooit een normale, gezonde relatie hebben? Wat is de reden dat ik eeuwig twijfel over mijn relatie en continu het gevoel heb dat ik een beslissing moet maken? Hoe kan het dat relaties zo mijn leven beheersen en dat ik niet kan genieten op de momenten dat ik samen ben? De beschrijving van R-OCD gaf mij alle antwoorden. Een term die ik pas ongeveer een jaar ken.

Ik wist niet eens meer of ik van hem hield

Al sinds mijn 11e ervaar ik klachten. Op een bepaald moment werd ik door een scène in een televisieprogramma geconfronteerd met iets wat ik had gedaan en ging de knop om: ik heb iets fout gedaan. Ik had in die tijd een aantal ervaringen met de computer waar ik eigenlijk te jong voor was. Het televisieprogramma ging over risico’s van internet en gaf mij het gevoel dat ik fout bezig was geweest. Sinds die avond heb ik mij overal schuldig over gevoeld. Mijn schuldgevoelens uitten zich naar de persoon waar ik het meest van hield: mijn moeder. Ik voelde mij schuldig over de kleinste dingen en het opbiechten gaf mij een beter gevoel; totdat er weer een nieuwe gedachte kwam.

Rond mijn 15e wisselde de persoon waar ik mij schuldig naar voelde van mijn moeder naar mijn vriend. Ik bleef mij schuldig voelen om iets wat ik aan het begin van de relatie had gedaan met een andere jongen. Ik had dit opgebiecht en de relatie ging verder, maar ik kon mezelf nooit vergeven en moest er continu over praten. Ik bleef ook de hele dag bij alles wat ik deed aan die jongen denken. Het liep uit in een oneindig twijfelen over de relatie. Ik heb het vrij plotseling uitgemaakt en ben daarna van de ene relatie in de andere relatie terechtgekomen.

Ik dacht continu na of ik terug moest naar een ex, had twijfels of de relatie goed zat, was bang dat ik flirtte of andere jongens aanraakte en meer. In mijn vorige relatie wist ik op een gegeven moment niet eens meer of ik van hem hield. Ik kon alles met hem delen, maar dit onderwerp bespreken leidde alleen maar tot veel drama en ik denk ook tot een verergering van mijn klachten. Ik heb het van het ene op het andere moment weer uitgemaakt, omdat ik tijd nodig dacht te hebben om uit te vinden wat ik echt wilde. Uiteraard liep het weer anders en vond ik een volgende vriend.

Ik geloof mezelf vaak niet

Het is best wel heftig om nooit zeker te weten wat je voor iemand voelt of wat je van diegene wilt. Het brengt je in zo’n onzekerheid en wanhoop. Ik heb mezelf echt heel naar gevoeld op bepaalde momenten. Ik weet niet of ik van depressie mag spreken, omdat ik van nature goede dagen en slechte dagen heb, maar het is onvoorstelbaar wat R-OCD met je kan doen. Mijn leven draaide om mijn relatie. Waarom is mijn relatie toch zo belangrijk? Waarom moet ik al mijn gedachten controleren?

Ik geloof mezelf vaak niet, op meerdere vlakken. Ik heb naast OCD-klachten in mijn relaties ook andere dwangklachten, bijvoorbeeld in mijn werk of studie en ook controleer ik sloten, lichten, water en dergelijke. Vaak moet ik een paar cijfers of een zin maar blijven en blijven controleren, omdat ik niet geloof dat ik het goed heb gelezen. Ook in mijn relatie is dit zo. Ik kan voor elk argument een tegenargument bedenken, bijvoorbeeld waarom ik in de relatie moet blijven of niet. Keuzes maken op relatiegebied is voor mij eigenlijk onmogelijk.

Dingen gaan wel beter

Het eeuwige twijfelen wordt mij soms echt te veel. Ik twijfel of ik wel een relatie moet aangaan, maar op de één of andere manier blijf ik op zoek naar een partner en verliefdheid. Ik ben al meer dan vier jaar in contact met psychologen en psychiaters. Ik kan geen algemene uitspraak doen over of dat werkt of niet. Puur voor mijzelf merk ik dat het echt uitmaakt of je een klik hebt met de hulpverlener. Sinds ik een klik heb met mijn nieuwste psycholoog gaan dingen beter.

Ik vind het lastig om anderen advies te geven, omdat ik zelf ook niet weet of ik alles goed doe. Mijn ervaring is dat het wel goed is om te praten met je vriend(in) over je klachten als het je erg dwars zit, maar het wel te matigen. Je wilt niet dat je vriend(in) je persoonlijke psycholoog wordt. Bij mij verergerden de klachten toen ik overmatig met mijn partner sprak over mijn twijfels. In mijn laatste relatie die inmiddels over is, heb ik minder gedeeld, maar alles opkroppen moet je zeker niet doen. Dat is in mijn ervaring ook niet nodig, omdat de ander er bij mij altijd begrip voor heeft gehad.

Het kan helpen om te beseffen dat het vooral gedachten zijn en als je gedachten uitspreekt, alles veel echter lijkt dan het misschien is. Het is misschien iets wat je voor je zelf moet uitvinden.

Sinds mijn relatie over is en ik mij focus op het opbouwen van mijn carrière ben ik trouwens heel gelukkig. Niets heeft mij ooit zo levendig en opgelucht laten voelen. Mijn laatste belangrijke tip is daarom om te doen wat jou gelukkig maakt en doe dat echt, want niets is belangrijker dan jouw mentale gezondheid.

De langsrazende OCS-trein

Geschreven door Dennis

Achteraf, als wij samen terugkijken op de afgelopen jaren, is het voor ons allebei een raadsel dat we het nooit hebben gezien. Waarom ik nooit bij toeval de juiste zoekterm ingevoerd heb in Google, zodat ik zou stuiten op ‘obsessief-compulsieve stoornis’, in plaats van op een forum waar mensen zich afvragen of ze echt HIV kunnen oplopen door het aanraken van een deurklink. Dat kan namelijk helemaal niet, maar als deze gedachte onrust veroorzaakt in je hoofd kan het dus zijn dat je last hebt van dwanggedachten.

De juiste zoekterm

Mocht je op dit blog komen naar aanleiding van een angst om HIV, hepatitis of een andere besmettelijke ziekte opgelopen te kunnen hebben door een handeling die enkel in jouw hoofd bedreigend is, dan heb je meer geluk dan ik in de afgelopen 10 jaar heb gehad. Dan heb je namelijk nu de kans om verder te lezen op deze website en jezelf de vraag te stellen: “Is mijn angst wel echt en heb ik misschien ook andere dwanggedachtes?” Dan kun je jezelf veel ellende besparen.

Ja, ik gebruik expres de woorden ‘HIV’, ‘deurklink’, ‘angst’, en weet je wat: laten we ook ‘handen geven’ en ‘pleister’ nog noemen. Dat zijn namelijk de zoektermen die ik de afgelopen tien jaar in Google heb ingegeven in de hoop een antwoord te vinden op de vragen in mijn hoofd.

Mogelijke antwoorden heb ik in al die jaren meer dan genoeg gevonden, alleen gaven ze tot mijn verbazing geen berusting voor de gedachten in mijn hoofd.

Minder vragen door minder te zoeken naar antwoorden

Pas nu ik eindelijk weet dat die vragen in mijn hoofd ontstonden door een dwangstoornis en ik heb geleerd dat ik deze stoornis juist het hoofd kan bieden door niet meer te zoeken naar de antwoorden, beginnen ook de vragen af te nemen. Wordt de situatie langzaam makkelijker om mee om te gaan, voor zowel mij als mijn omgeving. ‘Mijn omgeving’ omvat in deze enkel mijn meest directe omgeving, namelijk: mijn vrouw. Zij hoeft niet meer twaalf keer per dag dezelfde vragen te beantwoorden (“Wat is dat?”of “Kan dat kwaad?”).

Natuurlijk zijn de vragen niet helemaal weg en is de twijfel niet helemaal weg, maar het is draaglijk geworden en het belemmert mij niet meer in mijn leven.

Ik kan de OCS-trein soms langs zien razen, maar laat mezelf niet meer mee grijpen.